De ruimtereis van professor Van Klaveren

 

(zoals beschreven door Guus Betlem jr., anno 1933)

 

 

Guus Betlem moet een ongebreidelde fantasie gehad hebben. Niet alleen voor het steeds opnieuw bedenken van leuke ideeën voor zijn verhalen, ook om die ideeën in zijn verhalen uit te laten voeren!

Het boek "Snoetje als journalist", geschreven door Guus Betlem in het begin van zijn carričre. In onderstaand stukje gaat zijn fantasie echter volledig met hem op de loop. Met meer fiction dan science, en blijkbaar niet gehinderd door erg veel kennis van zaken omtrent het heelal of de natuurkundige wetten beschrijft hij in het boek Snoetje als journalist de ruimtereis van professor Van Klaveren. Zelfs met de stand van de wetenschap van die tijd blundert hij behoorlijk, maar in onze 21e eeuwse ogen verwordt het geheel tot een hilarische aaneenschakeling van onmogelijkheden, want praktisch níets klopt! Het is beslist geen hoogtepunt in zijn schrijverscarričre (naar de wat houterige schrijfstijl te oordelen is dit waarschijnlijk één van zijn eerste boeken geweest), maar ik wil u graag de kans geven u een kriek te lachen zoals ik dat gedaan heb... De tekst heb ik overigens in de oude spelling gelaten, om de lezer bewust te houden van de tijd waarin dit geschreven werd.

 

Snoetje als journalist werd gepubliceerd in 1933, en het hoogtepunt van het verhaal is de ruimtereis van de jonge professor Van Klaveren. Het is een eerste proefvlucht, en Van Klaveren kan er niet 100% zeker van zijn dat alles zo gaat als hij berekend heeft. De veertienjarige Snoetje (assistent-journalist van de krant "Het Nieuws") heeft een grote rol gespeeld bij het tijdig terugvinden van een aantal belangrijke gestolen papieren van de professor, en heeft zich vervolgens met middelen die enigszins naar chantage ruiken (erg on-Betlems voor de held, maar vooruit...) verzekerd van een plekje aan boord. Maar afscheid nemen van ouders en vrienden kostte meer tijd dan hij dacht...

 

Het was een minuut voor tienen, toen Snoetje in de verte de bekende boomgroep ontwaarde, waarachter zich op dit moment groote gebeurtenissen afspeelden.

- Laat u nou maar, ik vind het wel verder! riep hij tegen den chauffeur en tegelijkertijd holde hij als een pijl uit den boog vooruit.

Stel je voor, dat-ie nu nog net even te laat kwam! Dat-ie me daar zoometeen het toestel de lucht in zag schieten, terwijl hij, Snoetje, hier nog beneden stond! En in het bulletin stond, dat hij den tocht zou meemaken. O, wat een schande zou het zijn, wat een vernedering!

Met een luiden kreet stormde Snoetje de omheining door, die het terrein afsloot, na eerst een der vele werklieden, die hem nog wilden tegenhouden, een stomp in zīn maag te hebben gegeven.

Een groepje menschen stond om het vreemdsoortige kanon, maar de raket zag hij heelemaal niet! Trouwens, professor Van Klaveren ook niet, evenmin als ingenieur Van Riel.

Allen keken om, toen Snoetje hijgend kwam aanrennen.

- Waar is de professor? schreeuwde hij van ver reeds. - Ik moet de professor hebben!

- Wat moet die jongen? O, herkende dan opeens een der dames hem, - dat is Snoetje! Die moet ook nog mee!

Het was de vrouw van professor Van Klaveren die had gesproken.

De mannen om het kolossale instrument bromden een verwensching.

- Verdraaid! meende een van hen, - alles is klaar, dat gaat niet meer, hoor!

- Het moet! meende mevrouw Van Klaveren gedecideerd. - De professor zal woedend zijn als hij het hoort.

- Nou, enfin, niks an te doen! Dan moeten we den pijl er nog maar even uithalen! meende een andern en ijlings begonnen ze het kanon aan een zijde te openen!

Snoetje begreep er nog niet veel van, maar plotseling zag hij, hoe de pijl... het raket-toestel, dat moest worden afgeschoten, in het kanon was geborgen. Och, ja, natuurlijk, daar had-ie heelemaal niet meer aan gedacht! Het werd immers geschoten! Afgeschoten!

In de raket ging nu een klein luikje open en het hoofd van professor Van Klaveren verscheen ervoor.

- Wat is er aan de hand? wilde hij weten. - Waarvoor...? Dan opeens zag hij Snoetje en hij uitte zīn blijdschap door hem toe te roepen: - Snoet, is het werkelijk waar, ja? Ga je heusch mee? Dat vind ik prettig, jongen! Dat blijkt dat je vertrouwen in me hebt! Ik had je al afgeschreven!

- Nee, hoor! grinnikte Snoetje. - Dīr moet veel gebeuren voor Snoet zīn woord niet houdt.

- Nou, vooruit, klim er dan maar in! verzocht de professor. - Maar gauw, want we zijn al te laat en ik houd van op tijd vertrekken!

Met behulp van enige mécaniciens liet Snoetje zich thans ook afdalen in de kajuit van het toestel, waar het hem werkelijk behaaglijk voorkwam. Vooral de ruimte viel hem zoo mee! Zoo, op het eerste gezicht, leek het heele ding zoo klein, hier in de geweldige natuur, maar van binnen viel het bar mee! Er was een ruime, gezellig-ingerichte kajuit, waar tevens gelegenheid was om te slapen. Voorin was een soort afgeschut hokje, en daarin zat professor Van Klaveren achter een aantal griezelig uitziende instrumenten.

Dan hoorde Snoetje, hoe boven zijn hoofd het luik weer werd gesloten en een oogenblik was het donker in de cabine. Dan floepte het electrisch licht aan.

- Ziezoo! Maak het je gemakkelijk, Snoetje! verzocht ingenieur Van Riel hem, wijzend op een stoel, als gold het een uitstapje met den trein!

- Kunnen we hier nooit iets zien? vroeg Snoetje nieuwsgierig. - īt Is hier stikdonker.

- Jawel jongen! Straks kun je zien, alles zien wat je wilt, maar nu nog niet omdat we immers in het kanon zitten, begrijp je? Zoodra we hieruit zijn weggeschoten, dan krijgen we licht van buitenaf door de ramen. Ja, lachte hij, - dat is geen gewoon glas, dat is een speciale uitvinding van den professor! Wacht! onderbrak hij zichzelf dan. - Ik meen te horen dat het kanon nu in werking wordt gesteld.

Een zacht zoemen drong heel vaag tot hen door.

- Gaan we nu? vroeg Snoetje en hij voelde hoe hij toch een tikje bleeker om zīn neus werd, al had hij zich vast voorgenomen, niets te laten merken van zijn angst.

- Ja, nu gaan we! antwoordde professor Van Klaveren. - Nu is het groote moment aangebroken! Je kunt niet meer terug, Snoetje! Al zouden we het met zīn allen wel willen. Als deze machine in werking is gesteld, dit kanon, dan is het niet te stoppen en dan voert het zīn kracht zoo ontzettend hoog op dat op een gegeven oogenblik een korte explosie volgt, waardoor wij in het luchtruim worden geslingerd. En door ontladingen bewegen we ons zelf daarbij nog harder vooruit. Maar dat hoef jij allemaal niet te weten! Let nu maar goed op, wat er gebeurt en verwonder je over niets! Je hoeft niet bang te zijn, Snoetje, als je vreemde geluiden hoort, want dit "ding", zooals jij het eens hebt genoemd, zit vol geluiden!

En inderdaad. Het zoemen had nu nagenoeg opgehouden en was overgegaan in een zacht knetteren, vermengd met korte ploffen.

- Ontladingen! noemde ingenieur Van Riel ze en hij hief zīn hand op. - Luister! legde hij uit. - Als dit nu ophoudt, krijg je heviger ontploffingen en īt is mogelijk dat je hier wel een beetje heen en weer geschud zult worden maar ik geloof het niet! Daarvoor ligt de pijl te vast in het kanon.

En inderdaad, hoewel de ontploffingen steeds in hevigheid toenamen, rinkelden slechts even de instrumenten, doch verder was er niets van merkbaar.

Snoetje keek op zīn klokje. Tien minuten over tien!

Hij dacht aan zīn ouders, zīn dorp, zīn krant en aan het bulletin dat oom Bernard nu al reeds de wereld zou hebben ingezonden! Misschien keken nu alle menschen al wel naar de lucht of ze niet een glimp konden opvangen van het geheimzinnige toestel, dat nog nooit iemand had gezien.

- Kijk! hoorde hij eensklaps weer de stem van ingenieur Van Riel zeggen. - Het is misschien wel wat voorbarig, maar nu zal ik je even in het kort uitleggen, hoe we dalen!

- Waarom? viel hier professor Van Klaveren hem in de rede. - Dat merkt Snoetje zelf wel, als īt eenmaal zoo ver is! En trouwens, Van Riel, ik heb je even noodig, kijk eens...

Snoetje verzonk weer in gepeins, dan opeens werd hij opgeschrikt door een sterk suizend geluid, dat steeds toenam in sterkte en op īt laatst deed denken aan het loeien van een orkaanwind.

Professor Van Klaveren draaide zich om.

- Het groote moment, Snoetje! De pijl laat los uit het kanon, nog een paar seconden misschien en dan zeilen we eruit! Denk erom, īt gaat weliswaar vrij geleidelijk, maar een kleine schok is toch niet te voorkomen. Dan hield hij eensklaps op en hief de hand op.

Een moment heerschte er doodsche stilte in de kleine cabine! Het was een kort plechtig oogenblik, waarin de drie menschen elkaar aankeken met veelzeggende blikken. Dan opende de professor den mond.

- Ja! sprak hij en tegelijkertijd voelde Snoetje een lichte duizeling, terwijl het hem toescheen of hij in een razend tempo vooruit werd gesmeten. Een ondeelbaar oogenblik nog, dan stroomde het daglicht aan alle kanten naar binnen en Snoetje zag hoe onder hen al bijna niets meer van het landschap was te zien.

- Hč? schrok hij. - Gaat īt zoo gauw? Ik dacht dat ik de menschen nog zou kunnen zien wuiven!

- Ja, welzeker! īt Is een vliegmachine! Nee, jongetje, dit gaat een beetje sneller! Kijk, je kunt nu het land al niet eens meer zien! En de professor wees op een klein luikje beneden hem, waardoorheen je gemakkelijk kon zien, wat er onder je gebeurde.

- We zijn nu al op een hoogte, waar nooit een enkele vliegmachine is geweest! verklaarde Van Riel trots.

Het duizelde Snoetje.

- En we gaan pas een paar minuten! meende hij. - Nog niet eens vijf!

- Ja, jongen! Dat is juist het ingenieuze, het geweldige van deze uitvinding! verzekerde de ingenieur. - Trouwens, als alles goed gaat, zijn we morgenochtend heel vroeg weer terug!

- En u zei, professor, twee dagen! hielp Snoetje herinneren.

- Zeker jongen, dat heb ik ook gezegd! verklaarde de professor. - Maar dat was niet waar! Kijk eens, als ik zeg tegen Snoetje:  je bent morgenochtend weer op de aarde terug, dan zegt Snoetje dat tegen zīn vader en moeder, en als we dan om zeven uur morgenochtend nog niet beneden zijn, dan zitten die goeie menschen in doodelijke ongerustheid. Nu weten ze niet beter of je komt pas uiterlijk met twee dagen naar omlaag! Zijn we trouwens dan ook niet beneden, dan geloof ik ook werkelijk dat we er niet meer komen! Maar anders zijn we een dagje vroeger! Nou, dat kan hun alleen maar meevallen, nietwaar!

Snoetje keek om zich heen.... Wolken, niets dan wolken!

- Heb je een dikke das bij je, Snoetje? vroeg de ingenieur lachend, maar Snoetje schudde verschrikt het hoofd.

- Moest dat? wilde hij weten.

- Nou, kijk eens, als je in een vliegmachine zat, dan zou je īt nu al niet meer kunnen houden van de kou en waren we alledrie al finaal bevroren. Maar dank zij de geweldige uitvindingen van professor Van Klaveren, voelen we hier noch hitte, noch kou en blijft in deze cabine de temperatuur altijd gelijk. Het eenige, waar we aanstonds wel eens last van konden krijgen, is duizeligheid. Maar dan weet je dat het er bij hoort en daar hoef je je heelemaal niet ongerust over te maken.

- Zoo! We zullen eens zien, wat ze beneden zeggen, dat we er vandoor zijn! lachte de professor en hij schakelde de radio in.

- Nou, hoor īes, hoor īes! lachte hij. - Het nieuws schijnt nu al over de heele, althans over de halve wereld bekend te zijn...

 

(...)

 

Het was juist kwart voor elf, toen oom Bernard een vreemd gerucht hoorde in het radiotoestel.

- Ssst! sprak hij, hoewel het doodstil was in de kamer. Alleen drong van heel ver af het ratelen der telefoon tot hen door.

Dan opeens klonk een zachte, maar duidelijke stem tot hem door: - Hallo... hallo... ja, ja.... hallo.... hallo....

- Dat is īm! juichte oom Bernard opgewonden. - Stil Dolf, goed opletten hoor! Ik heb met professor Van Klaveren een geheime code voor het opvangen van speciale berichten voor "Het Nieuws"! Anders zouden natuurlijk andere bladen ermee gaan strijken! Dus er zal wel een raar taaltje komen, waar je geen syllabe van begrijpt, maar dat hindert niet! Schrijf jij ook maar op, ik doe het ook!

Een oogenblik bleef het opnieuw stil, dan klonk weer de rustige stem vanuit de verte: - Hallo, hallo.... hier professor Van Klaveren, hier Van Klaveren.... Van Kla-ve-ren!

- Ja, ja! juichte Dolf en kneep zīn oom van louter opwinding in den arm.

- Alles wel aan boord! herhaalde de stem juist voor de tweede maal. - Alles wel aan boord. Een beetje... een beetje duizelig, overigens alles best. Geen nieuws meer voor de aarde, alleen voor "Het Nieuws"! Hallo! Hallo! "Het Nieuws" daar?

- Ja, ja! gaf oom Bernard antwoord in zīn opwinding, het potlood gereed op het papier.

- Hallo, vervolgde de stem. - "Het Nieuws", ja, Van Klaveren hier! En Snoetje! Hier volgen berichten.

En onmiddellijk werd overgegaan in een taaltje, waarvan niemand een letter begreep.

- Wel verdraaid! bromde de hoofdredacteur van "De Wereldbol". - Die verwenschte kwajongens van "Het Nieuws"! īk Had alles al klaar staan om direct te gaan drukken, op volle kracht, en nou gaan ze me in code zenden. Ik begrijp dīr nog geen laars van! Schei maar uit met dat ding, Pieters, beval hij, en toen de man het toestel niet snel genoeg uitschakelde: - Uit zeg ik, doe uit!

Haastig gehoorzaamde de redacteur met een uitdrukking van spijt op het gezicht. Hij had graag nog even langer geluisterd.

Ook de heer en mevrouw Tiggers zaten in spanning aan hun toestel te luisteren. En bijna had Snoetjeīs moeder een luiden schreeuw gegeven, toen ze de stem van haar jongen hoorde: - Dag vader, dag moeder, alles is hier goed! Daag!

Het was ontegenzeggelijk niet veel, maar voor de beide menschen was het genoeg!

 

Het toestel van professor Van Klaveren had intusschen het luchtledige bereikt en willoos zweefde de raket nu in het rond met een kalmen, zekeren gang, die echter toch nog van een behoorlijke snelheid was.

Professor Van Klaveren was opgetogen over den tocht! - Als we nu straks omlaag gaan, dan zijn we dīr, jongen! Hij klopte Snoetje kameraadschappelijk op den schouder. - Ik heb hier waarnemingen gedaan, nee, heerlijk gewoon!

Zīn stem sloeg bijna over van opwinding en ongetwijfeld beteekenden voor den professor deze waarnemingen nog veel en veel meer dan de geheele tocht, die voor hem maar een inleiding was.

Er waren nu uren voorbij gegaan! Snoetje had wonderlijke dingen beleefd. Groote hemellichamen waren vlak aan hen voorbijgegaan, sterren, die van de aarde zo ontzettend klein leken en nu van een verbijsterend groote omvang bleken te zijn. Maar toch was deze tocht - het moet hier eerlijk bekend - Snoetje een beetje tegengevallen! O, niet het opstijgen en straks de daling, dat beloofde interessant genoeg te worden.

Maar het vliegen zelf, als je īt tenminste vliegen mocht noemen, want feitelijk was het dat toch niet! Maar wat het dan wel was, dat vliegen in elk geval, was hem tegengevallen! Hij had zich misschien een voorstelling gemaakt, in de lucht, zooals ook in het water bijvoorbeeld - monsterachtige dieren, gevaarten of voorwereldlijke gedrochten te zullen ontmoeten, maar niets van dat al! Wolken, wolken, niets dan wolken!

Alleen des avonds, toen de duisternis inviel, dat was werkelijk een sprookje, vond Snoetje. O, zeker, ook op de aarde zag je sterren, zoo īs avonds, maar hier! Hier wemelde het ervan en allemaal even groot, lichtgevend en mooi! Het was een wonderlijk iets, daar tusschendoor te zeilen met dit vreemdsoortige toestel.

Professor Van Klaveren keek op zīn horloge.

- Ja! constateerde hij dan. - Nu gaan we naar beneden terug. Dat wordt het grootste en gewichtigste moment van den geheelen tocht! Om uit dit luchtledige te komen.

- U zou me nog vertellen van het dalen! hielp Snoetje den ingenieur herinneren.

- O ja, daīs waar! wist deze opeens weer. - Nou, luister dan maar! Kijk, je begrijpt, als dit toestel met die krankzinnige vaart omlaag zou storten, dan zouden we direct op de aarde te pletter slaan. Daarom heeft de professor weer iets uitgevonden, dat vanaf de aarde remmend werkt op dit luchtschip. Dat bevindt zich weer op een geheel ander punt van ons land, waar de professor verwacht ongeveer te zullen neerkomen! En dan daarbij, hij kan dit toestel wel in groote trekken een beetje besturen! Kijk, ik zal het je zoo duidelijk mogelijk probeeren uit te leggen. Op de aarde nu bevindt zich een toestel, dat feitelijk een soort wind uitblaast! Maar geen gewone wind, hoor! Dat is weer een zeer speciale uitvinding, begrijp je! Maar, wanneer een papiertje nu eens naar beneden komt dwarrelen en jij blaast ertegen, wat gebeurt er dan?

- Dan gaat het weer omhoog! lachte Snoetje.

- Juist, dan gaat het omhoog! Tenminste als je hard blaast! Nu kun je ook zoo blazen, dat het noch omhoog, noch naar beneden komt, en je kunt ook nog zoo blazen, dat het weliswaar toch nog naar beneden zeilt, doch veel langzamer dan eerst, daar het nu wordt tegengehouden door dien wind. Kijk, zoo is het met dit toestel in grove trekken ook! Maar je begrijpt hoe groot de werking en de druk moeten zijn van īt toestel daar op aarde om deze ontzaggelijke vaart tegen te houden, of althans een beetje tegen te houden! Zooveel tegen te houden, dat het toestel wel op aarde terecht komt, maar toch niet te hard! Daarbij dient nog een tweede apparaat! Want als dit toestel met den neus in den grond komt, slaat het onmiddellijk nog stuk! Dus, dat mag niet! En daarom heeft de professor nog een toestel gemaakt, dat staat opgesteld naast die... eh... die...

- Blaasbalg! lachte Snoetje.

- Juist, een prachtwoord ervoor! Dat zal ik onthouden! lachte eveneens de ingenieur. - Hoort u het, professor, blaasbalg!

- Ja! meende ook deze. - Die jongen geeft mijn toestellen toch zulke fraaie namen! Dit is een "ding" en nou weer een "blaasbalg". Fraai hoor!

- Nou, enfin, luister dan! vervolgde ingenieur Van Riel. - Naast dien blaasbalg dan staat een geweldig lange en groote koker. Een koker van honderden meters diep en in dien koker past precies deze luchtpijl, waarin wij nu zitten! Begrijp je? De mond van dien koker is sterk, heel sterk magnetisch om het zoo maar eens uit te drukken en haalt dus dit heele gevaarte naar zich toe, zoodat wij niet op den grond, maar in dien koker dalen. Nou, en zijn we daarin eenmaal, dan is de tocht ten einde, want in dien koker zijn natuurlijk remmen, die īt tot staan brengen.

En zoo ging het inderdaad!

Een oogenblik nadat professor Van Klaveren een handle had overgehaald, trilde en schokte het toestel ontzettend. De professor zoowel als de ingenieur waren beiden doodsbleek geworden, zoodat Snoetje vermoedde dat er iets niet in den haak was. En onwillekeurig schoten hem de woorden van den professor te binnen: Tja, dan blijven we eeuwig in het luchtruim zweven!

Het koude angstzweet brak hem uit! Dan opeens leek het toestel te vallen, tenminste, het schoot met den neus naar voren omlaag! Zoo onverwachts, dat ze alle drie door de cabine tolden.

Maar duidelijk zag Snoetje het voldane gezicht van zīn beide metgezellen en ook hij loosde een diepen, dankbaren zucht.

Immers, nu was het afgeloopen! Kinderspel! had de professor gezegd. Als ze maar eerst weer uit dat luchtledige waren!

En het werd kinderspel, althans het scheen zoo, want geen enkel incident deed zich meer voor.

Van Riel had op verzoek van den professor de radio, die tijdelijk was uitgeschakeld, weer in werking gezet en even later klonk zīn stem door den aether: - Hallo, hallo, hier professor Van Klaveren. Landen om zeven uur in den ochtend op de bekende plaats. Deze zal worden bekend gemaakt door "Het Nieuws"! Hallo, hallo, "Het Nieuws", hier Van Klaveren.

En daarna deelde hij in code mee, waar precies de cabine zou landen. Dit was van te voren reeds zoodanig afgesproken, dat oom Bernard bijna geen moeite zou hebben, de plek te vinden.

Het was weliswaar midden in den nacht toen het bericht de aarde bereikte, doch in het dorpje van Snoetje was geen van de inwoners naar bed gegaan! Onmiddellijk werden er vele autoīs besteld en in triomf werden Snoetjes ouders - die het bericht natuurlijk ook hadden gehoord - van huis gehaald.

 

(...)

 

In angstige spanning staarden allen naar de lucht, doch er was nog niets te zien. Snoetjeīs ouders zaten op gemakkelijke stoelen, een eind van de geheimzinnig opgestelde toestellen, die er zoo angstwekkend uitzagen, doch die zouden moeten voorkomen, dat hun zoon in het raket-vliegtuig te pletter sloeg.

Het was vijf minuten voor zeven! Oom Bernard had al wel voor de tiende maal zīn horloge te voorschijn gehaald en veegde zich nerveus het voorhoofd af.

- Als straks die tocht voorbij was, nou, dan zou hij me toch een fuif geven! Een fuif! Nee geweldig! Maar als nou eens net...

Doch opeens uitte hij een kreet. Een kreet die werd overgenomen door de duizendkoppige menigte achter de touwen.

Want hoog, heel hoog werd een stip zichtbaar. īt Was een vlek, een vreemde vlek aan den wolkloozen hemel, en ja, hoor! Grooter en grooter werd de vlek en steeds duidelijker werden de omtrekken van het vreemdsoortige toestel zichtbaar.

Snoetjes moeder sloot de oogen, want het toestel naderde met ijzingwekkende vaart.

- O hemel! kreet ze. - Ze slaan te pletter!

Doch een van de mécaniciens legde geruststellend zīn hand op haar schouder. - Maakt u zich niet ongerust, mevrouw, dat komt best in orde.

Grooter en grooter werd nu het toestel en er ging een gemompel van verbazing en bewondering door de menigte. Dan werd het doodstil. De snelheid was nog steeds onverminderd en kreten stegen op. Men vreesde dat de machine te pletter zou slaan.

Doch eensklaps gebeurde er iets vreemd! Een geweldig gesuis en geloei werd hoorbaar en het was of plotseling de lange, slanke machine werd tegengehouden! Ze ging tenminste vrij onverwachts langzamer dalen, steeds langzamer, totdat het meer geleek op een glijvlucht van een eenvoudig zweeftoestelletje dan op de daling van een raket, die juist tot in het luchtledige was doorgedrongen.

Het bleef doodstil onder het publiek en men voelde de spanning trillen. Dan opeens maakte het toestel een kleine zwenking naar rechts, zoodat het vlak voor den mond van de reusachtige glijbuis kwam! Het leek  inderdaad of het ontzaglijke gevaarte als een groot monsterdier het tienmaal kleinere toestel wilde opslokken!

Recht eropaan, uiterst langzaam ging de cabine, bijna had zij den mond bereikt, nog een honderd meter; dan suisde het toestel langzaam doch geleidelijk naar binnen, waar automatisch werkende remmen in werking werden gesteld.

 

De tocht van professor Van Klaveren was volbracht.

 

 

Eh... zou u met Van Klaveren de lucht in durven?

 

♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦

 

De (volledige??) lijst van het werk van Guus Betlem, Guus Betlem jr. en Freddy Hagers

 

De series van Freddy Hagers

 

De beste boeken van Betlem-Hagers

 

Typische Betlem-Hagers humor

(geciteerd uit De huishoudschool in volle actie en uit Kathinka van de huishoudschool)

 

Betlem-Hagers index

 

 

Terug naar de Januaraanse Ambassade

 

 

home