Voorkant voor het verhaal "Waar hoor ik thuis?", het dagboek-verslag van dr. Magda Heller over haar tijd bij The Flying Doctors. Magda´s dagboek: "The Flying Doctors", aflevering 159

English

 

ma 21/9

 

Wel... vaarwel Garmisch.

Vaarwel München.

Vaarwel Bayern.

Vaarwel Duitsland.

Vaarwel Europa.

Het knijpt een beetje om mijn hart. Een beetje missen zal ik het wel. Maar ik ben veel te opgewonden over al het nieuws dat me te wachten staat om te gaan zitten kniezen. Ik begrijp dat het vooral voor Mutti niet makkelijk was om afscheid te nemen. Misschien duurt het wel een jaar voor we elkaar weer zien; misschien nog wel langer. Maar nu mag ik van mezelf een beetje egoïstisch zijn en vol verwachting uitkijken naar mijn nieuwe leven. Maar eerst twee hele dagen in het vliegtuig, onderweg overnachtend in een hotel in Bangkok. Jongens, als alles goed gaat ben ik morgenavond in Sydney!

 

di 22/9

 

Ik ben eigenlijk te afgepeigerd om nog veel zinnigs te schrijven, maar ik wil toch vast een eerste Australische aantekening in mijn dagboek hebben. Want ja: ik ben nu echt en helemaal werkelijk in Australië! Mijn nieuwe thuis!

Morgen maar even bijkomen van de reis en de jetlag. Donderdag moet ik me bij Mr. Taylor melden op het hoofdkantoor van de RFDS. Maar nu val ik bijna letterlijk om van moeheid...

 

do 24/9

 

Vandaag was het eigenlijke interview. Nou ja... ze hadden natuurlijk al besloten dat ze me wilden hebben, anders was ik hier überhaupt niet geweest. Maar goed, toch een soort sollicitatiegesprek dus.

Hij leek me wel sympathiek, die regiomanager of wat hij ook maar precies doet. Hij was alleen wel erg lang; ik voelde me een dwerg toen ik tegenover hem stond.

Het blijkt dat ze twee vacante posities hebben. Eén in Hay (ergens in het zuiden van New South Wales) en één in Coopers Crossing (in de uiterste noordwesthoek). Hay is een vrij groot kantoor, daar werken normaal vijf artsen, en er is een klein ziekenhuis aan verbonden. De verbindingen zijn er heel behoorlijk (autobaan, treinstation) en het is een behoorlijk grote plaats. Een beetje vergelijkbaar met Garmisch, als ik het zo begrijp. Coopers Crossing is maar een dorp, met een doorgaande weg en een vliegveld, en verder niets. Eens per week een bus en een dagelijkse luchtverbinding met Broken Hill. Op die basis werken normaal drie artsen, en ze hebben er een heel klein ziekenhuisje met twaalf bedden. Stel je voor: een ziekenhuis met twaalf bedden! ´t Is de moeite, zou je haast zeggen, maar het is het enige ziekenhuis in honderden kilometers omtrek. Onvoorstelbaar dat er mensen vrijwillig zo willen leven, met zo´n laag (en zo´n verafgelegen) voorzieningenniveau.

En toch lokt dat Coopers Crossing me ook wel. Het klinkt alsof het daar echt anders is. De uitgestrektheid, de beperkte voorzieningen... dat maakt het ook wel heel spannend. Al denk ik dat ik in Hay wellicht makkelijker zou wennen. Dat het daar meer lijkt op wat ik gewend ben, zodat de kans van slagen eigenlijk hoger ligt. Ik weet niet wat ik moet kiezen. ´t Heeft allebei voor- en nadelen.

Ja, ik geloofde mijn oren niet, maar we mogen zelf kiezen! Nou ja, aangeven waar onze voorkeur naar uitgaat. Er is nog een tweede sollicitant; een jonge knul, net afgestudeerd. Michael Winchester heet hij. Hij komt uit een stadje ergens ten noorden van Sydney, en heeft pas geleden zijn laatste examens afgelegd. Hij heeft beloofd dat hij me vanavond het bruine Sydney zal laten zien. Ik ben benieuwd...

 

do 24/9, ´s avonds

 

Goed, ik heb dus twee cafés en een disco gezien vanavond. Maar het was best gezellig. Michael heeft me voorgesteld aan een heel stel van zijn vrienden. Ik moest natuurlijk weer tig keer de vraag beantwoorden waarom ik naar Australië was gekomen... Nog even en ik ga antwoorden dat ik eigenlijk naar Mars wilde, maar dat de vlucht daarnaar toe tot 2024 volgeboekt zat...

Veel gepraat, veel gelachen. Ik vond overigens wel dat het bier erg hard ging. Ik weet ook wel dat dokters en medische studenten erom bekend staan dat ze veel drinken, maar dit...? Misschien denken ze in Australië anders over alcohol? Dat moet ik eens uitzoeken voor ik straks de één na de ander tegen me in het harnas jaag.

Overigens is nu ook beslist dat Michael de voorkeur aan Hay zal geven en ik aan Coopers Crossing. Toen zijn vrienden van die keuze hoorden, stelden ze voor het meteen maar te beslissen dmv een partijtje dart! Er werd een kaartje van Australië op het dartbord geprikt, en we gooiden elk drie pijltjes. Michael had een duidelijke afwijking naar de rechterbenedenhoek (met opzet? grijns!); één landde zelfs in Tasmanië. De mijne landden vlakbij Alice Springs (die zat in de roos van het dartbord), één in de buurt van Lake Torrens (in de buurt van Adelaide), en de derde - geloof het of niet - kwam terecht op anderhalve millimeter van Coopers Crossing! Nou, dat was dus duidelijk... Als iemand me ooit vraagt waarom ik nu juist voor Coopers Crossing gekozen heb, dan kan ik naar eer en geweten vertellen dat het te danken was aan een partijtje dart!

We moeten natuurlijk afwachten wat het hoofdkantoor beslist. Die hebben het laatste woord. Maar gek genoeg voel ik me nu al een beetje verbonden met Coopers Crossing. Waar een spelletje dart al niet goed voor is...

 

vr 25/9

 

De kogel is door de kerk: ik ga naar Coopers Crossing! Het avontuur tegemoet, lijkt me, want wat ik zo hoor...! Het is een dorp van ongeveer duizend inwoners, en daarmee de grootste woonkern in de wijde omgeving. De dichtstbijzijnde grotere plaats is Broken Hill, op ruim 300 km afstand!

Coopers Crossing is dus het primaire verzorgingscentrum voor het dunbevolkte achterland. Er is een winkel, een garage, een hotel, en nog een paar van dat soort kleine noodzakelijke bedrijfjes, en dan natuurlijk het kantoor van de Flying Doctors met het mini-ziekenhuisje. Het ligt midden in de Outback, in een gebied dat voornamelijk voor extensieve veeteelt (koeien en schapen) gebruikt wordt. Het is er erg droog: bijna woestijnklimaat. En ik kom er te werken onder een chefarts die dr. Jeffrey Standish (of zoiets) heet. Volgens Mr. Taylor is hij een toparts, die echter de voorkeur geeft aan de binnenlanden boven de drukte van Sydney. Al kon ik me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat hij dat zei om mij de indruk te ontnemen dat ik the middle of nowhere ingestuurd word, naar een gehucht met minderwaardige, ontoereikende voorzieningen...

Nou ja, geeft niet. Ik heb er zin in. Dit weekend heb ik nog in Sydney. Maandagochtend vertrekt mijn vliegtuig naar Broken Hill. Daar blijf ik dan overnachten in een motel, en de volgende dag reis ik dan verder naar Coopers Crossing. Dan heb ik net een paar dagen om een beetje wegwijs te raken (dat zal zo´n kunst niet zijn in zo´n klein dorpje), en donderdag 1 oktober begin ik dan werkelijk mijn werk bij de Royal Flying Doctor Service! Ik kan het nog nauwelijks geloven: Magda Heller uit Garmisch-Partenkirchen die voor de Royal Flying Doctor Service gaat werken! Patiënten bezoeken per vliegtuig, spreekuur houden in de open lucht, bij mensen thuis... Zoveel nieuwe ervaringen! Ik ben vast van plan ervan te gaan genieten. Niet alles zal een feest zijn, dat realiseer ik me ook wel. Als arts word je nu eenmaal met leed geconfronteerd. Maar dat is overal, of je nu in Bayern, in New York, in Afrika of in de Australische Outback zit. Beroepsrisico, zeg maar. Maar ik ga alles op alles zetten om hier een succes van te maken. En één voordeel heeft Coopers Crossing absoluut: in zo´n klein dorp is het vast gemakkelijker om vrienden te maken dan in de stad. Het blijft spannend, want ik kan me natuurlijk maar een vage voorstelling maken van wat me te wachten staat. Maar het is fijn spannend: het vooruitzicht iets heel nieuws te gaan beginnen. Ik kan haast niet wachten tot ik er ben! Nog vier nachtjes slapen! (grinnik)

Mr. Taylor vertelde dat het hoofdkantoor geregeld heeft dat ik voorlopig de gemeubileerde huurkamer kan betrekken die mijn voorganger bewoonde. Zo heb ik in eerste instantie alles bij de hand, en dan kan ik van daaruit uitkijken naar iets geschikters als ik wil. Wel zo handig: ik heb natuurlijk helemaal geen meubels en zo.

Ja, ik heb er echt zin in. Nog even! Ik moet zo lang nog maar even genieten van de geneugten van de grote stad. We moeten tenslotte maar afwachten wanneer ik weer eens in de bewoonde wereld terugkeer. Voor zondag heb ik bijvoorbeeld een kaart voor de matineevoorstelling van Verdi´s Rigoletto weten te bemachtigen, in het beroemde Opera House! Een restkaart natuurlijk, op het zijbalkon, maar toch... iets heel speciaals! En dan de volgende dag… Coopers Crossing, here I come!

(Lekker overdreven, maar ik voel me momenteel echt alsof ik de hele wereld aankan!)

 

zo 27/9

 

Zo, een fijn weekend gehad. Lang uitgeslapen (nu kan het nog, en ik geloof dat ik ook mijn jetlag nog niet helemaal te boven ben), naar de opera geweest (in één woord schitterend! en een akoestiek!) en verder een beetje gewinkeld en rondgezworven. Ik stond op een gegeven moment aan het strand, en toen moest ik mezelf even knijpen. Maar ik stond er echt, en ik keek uit over de Stille Oceaan. Da´s wel wat anders dan de Noordzee bij Borkum… Fantastisch gevoel. En er zwemmen haaien en er zijn koraalriffen... Misschien als ik hier straks vakantie heb, dat ik dan duikles neem of zo. (Ha, ik ben nog niet eens begonnen met werken, en ik praat al over vakantie!)

En nu... morgen om negen uur moet ik op het vliegveld zijn; mijn vlucht vertrekt om half elf! Naar Broken Hill!

 

ma 28/9

 

Sydney-Broken Hill.

Eerst vlogen we over bergen. De Great Dividing Range, volgens mijn kaart. Ze waren vrij groen. Geen sneeuw. Maar de winter is hier ook al ongeveer voorbij. (Daar moet ik me soms even aan herinneren: het is hier nu lente!)

Nu vliegen we over tamelijk vlak land. Uitgestrekte leegte, met hier en daar een vierkantje. Dat zal wel een huis zijn. Zou het in Coopers Crossing ook zo zijn? Het ziet er nogal kaal uit eigenlijk... Wel vrij groen, maar weinig bomen. We volgen de spoorlijn ongeveer. Kilometerslang, kaarsrecht. Er is ook niets om voor uit te wijken. Het zou een leuk stuk route zijn voor een TGV. Zouden ze die hier hebben?

Toch knijpt het een beetje als ik naar buiten kijk. Zo vlak, zo kaal... ik hoop niet dat ik nu al heimwee krijg naar de Zugspitze en de Duitse wouden…

 

ma 28/9, ´s avonds

 

Broken Hill!

Het ziet eruit als een gezellig, leuk stadje. Maar wat me het meest opviel toen we landden, was dat het stratenpatroon zo uit New York was overgenomen. Allemaal rechte straten die allemaal keurige vierkantjes vormen!

Eenmaal aan de grond zag ik echter iets anders. Vlak naast de luchthaven zat ook een kantoor van de Flying Doctors! Er was blijkbaar iets gebeurd, want er kwamen twee vrouwen (één in een blauw verpleegstersuniform) en een jonge knul in wit overhemd en zwarte broek naar buiten rennen. Ze hadden verschillende koffers en koelboxen bij zich, en ze sprongen in een klein vliegtuig dat gereed stond bij de hangar. Die jonge knul was blijkbaar de piloot. Hij klom in de cockpit en startte meteen de motoren. En binnen twee minuten stegen ze op. Ik heb de Flying Doctors nu dus al in actie gezien! Het idee, dat ìk vanaf donderdag zo hals over kop een vliegtuig induik om een patiënt te bezoeken! Het lijkt nog altijd wat onwerkelijk.

 

di 29/9

 

De spanning neemt toe... Het is drie uur vliegen van Broken Hill naar Coopers Crossing, en ik begin te geloven dat het de drie spannendste uren van mijn leven zijn... Met dat vliegtuig van gisteren zouden we er vermoedelijk al geweest zijn. Niet dat dat zo groot en snel was, maar dit is helemaal een klein vliegtuigje. Ongeveer even groot als dat van de Flying Doctors van gisteren. Er kunnen negen mensen in. En dat is inclusief de piloot! Erg druk is deze route niet, geloof ik. Behalve mij zijn er maar twee andere passagiers. Zakenlieden, zo te zien. Ze doken meteen in hun paperassen, nog voordat we zelfs maar opgestegen waren, dus ik neem aan dat ze weinig zin hebben in een praatje. Zouden ze in Coopers Crossing wonen? Of zouden ze er voor zaken naar toe gaan? Eén van hen zat volgens mij ook in het vliegtuig uit Sydney gisteren.

De plaats naast de piloot is leeg. Ik weet niet of daar passagiers mogen zitten, maar zelf zou ik er best graag eens willen zitten. Dan heb je nog eens mooi uitzicht, denk ik! Nu kan het niet, jammer genoeg. We moeten tijdens de vlucht op onze plaats blijven, gordels om. Dus verhuizen is er niet bij. Daar zal zo´n klein vliegtuigje misschien niet stabiel genoeg voor zijn.

Maar goed, ik kan zonder problemen langs de vleugel kijken, dus... Ook hier is het landschap uitgestrekt. Ik heb zelfs een meertje gezien, en bos! Maar het meeste is ook hier: roodgele en groene vlakten. Ik vermoed dat een deel geïrrigeerd wordt; anders zou het verschil vast niet zo groot zijn. Of misschien worden die bruingele vlakten helemaal niet gebruikt. Een soort drieslagstelsel? Maar dan wel in het heel erg groot...

Nog een klein half uur… Dan landen we in Coopers Crossing, en dan begint mijn nieuwe leven. Ik zit al zeker een kwartier op mijn lip te kauwen. Gewoon van de zenuwen. En ik heb het koud ook. Ik zou willen dat we er vast waren... maar het ook nog liefst zo lang mogelijk willen uitstellen. Hoe zou het gaan?

 

di 29/9, ´s middags

 

Help, lucht! Is er ooit een arts zijn nieuwe betrekking zó begonnen?

Ik wil het nu eerst even allemaal opschrijven, voor ik in de chaotische haast hier de helft vergeet. (Wie dacht dat het leven op het land zoveel rustiger was?! Een heksenketel is het! Een gekkenhuis is er niets bij!) Misschien lach ik er over een paar maanden of een paar jaar om, maar vooralsnog ben ik volkomen overdonderd...

Goed, om bij het begin te beginnen: de aankomst. Dit vliegveld was nog kleiner dan dat van Broken Hill. Eén landingsbaan, een hangar en een piepklein kantoortje. En een bankje voor wie een tijdje moet wachten.

De piloot had het vliegtuig tot bij de hangar gereden en hielp ons uitstappen. Hij haalde de bagage uit het ruim (die twee zakenlui hadden vrijwel niets, en daar kom ik aan met mijn emigratieberg...). Ik bedankte de piloot en draaide me om naar de mensen die even verderop stonden te wachten. Die twee zakenlieden verdwenen meteen, maar niemand uit het groepje wachtenden maakte aanstalten om naar mij toe te komen. Even probeerde ik uit te maken of ik misschien ergens aan kon zien wie er voor de Flying Doctors werkte. Maar dat werd niks. Ik probeerde iemands blik te vangen, maar het enige wat ik kreeg waren nieuwsgierige blikken. Dus ik besloot zelf maar het initiatief te nemen, en sleepte mijn koffers naar het groepje. Ik raapte mijn beste Engels bij elkaar, en informeerde voorzichtig: "I am looking for dr. Standish?"

Ze bekeken me allemaal van top tot teen voordat een stevige blonde vrouw bestemd haar kin optrok en vroeg: "Are you the new doctor?"

Ik knikte opgelucht, en stelde me voor. Als antwoord zei de vrouw: "Maar dr. Standish is hier niet. Niemand van de basis."

"Nou, dan wacht ik maar even. Ze zullen zo wel komen," zei ik, en sleepte mijn bagage naar het kantoortje, en ging zitten op het bankje.

Het bleek dat het groepje mensen de passagiers voor de retourvlucht naar Broken Hill waren. De piloot laadde nu hun bagage in, controleerde tickets, en de uitzwaaiers namen afscheid. En een goed half uur na zijn aankomst steeg het vliegtuigje weer op. Van iemand van de Flying Doctors echter nog geen spoor. En toen de beide uitzwaaiers - onder wie de vrouw die me tevoren te woord gestaan had - met nog een laatste blik op het verdwijnende vliegtuig en op mij naar hun auto´s liepen, begreep ik dat ik actie moest ondernemen. Zo niet, dan zat ik hier vanavond waarschijnlijk nog, want van het dorp ook geen spoor; dat moest dus een behoorlijk eindje weg liggen.

Ik liep naar hen toe. De man liep stoïcijns door en stapte in zijn bestofte auto, maar de vrouw bleef staan. Beetje argwanend en afwerend, leek me, maar als ik in het dorp wilde komen, moest ik dat maar even weerstaan.

Ik kreeg een bijna norse knik op mijn vraag of ze me een lift kon geven. Dus ik haalde mijn koffers op en hees ze in de open achterbak. De vrouw trok verwonderd haar wenkbrauwen op toen ik aan de rechterkant wilde instappen. Dat was waar ook: in Australië rijdt men links...

Even later reden we door een kaal landschap. Uitgestrekte, vaag groengele vlakten, met hier en daar een verdwaalde boom.

Ik probeerde een gesprek aan te gaan met de vrouw, maar ik kreeg maar zelden een antwoord van meer dan twee lettergrepen. Ze vertelde dat ze Mabel heette, buiten het dorp woonde, en verder bestonden haar antwoorden uit ´yes´ en ´no´. Tot ze plotseling vroeg: "You are no Aussie, are you?"

Ik moest even nadenken wat ze bedoelde, maar daarna antwoordde ik dat ik inderdaad uit Duitsland kwam. Blij met ten minste een kruimeltje interesse van haar kant...

Ze snoof. "What are you doing here then?"

Ik was wat verbluft door de afwijzende toon, en antwoordde wat onzeker dat ik naar Australië gekomen was omdat ik wat anders wilde dan het jachtige leven in de Duitse stad.

"Hmpf," was haar enige reactie. En toen zweeg ik ook maar verder. Het leek wel haast vreemdelingenhaat. Zou dit gebied zo achtergebleven zijn dat de mensen er afkerig waren van alles van buiten? Van alles uit het buitenland? Wat de boer niet kent... En het waren hier natuurlijk voornamelijk boeren. En met zo´n kleine bevolking zouden degenen die door wilden leren wel weg moeten trekken naar de stad, en daar dan natuurlijk blijven plakken. Ik begon in te zien dat Hay wellicht toch verstandiger geweest zou zijn. Een grotere plaats, veel dichter bij de bewoonde wereld... daar zou men vast minder bekrompen zijn. Hoe moest ik hier ooit vrienden maken als de bevolking sowieso al niks van me moest hebben omdat ik een buitenlander ben?

Op dat moment reden we het dorp in, en op dat moment bedacht ik dat er toch in elk geval twee opgeleide artsen in dit gat woonden met wie ik - in elk geval op intellectueel niveau - aansluiting zou hebben. Die stonden wellicht - hopelijk - ook meer open voor buitenlanders. En bovendien (ik slaakte een zucht van verlichting) was het natuurlijk helemaal niet gezegd dat al die duizend inwoners hier zo nurks zijn als deze Mabel. Lieten we daar maar op hopen...

"Waarheen?" informeerde mijn chauffeuse inmiddels.

Ik moest even nadenken. Het adres van dat appartement dat voor me geregeld was, had ik niet. Ik had dus zonder meer die dr. Standish nodig. "Naar het kantoor van de Flying Doctors, alstublieft," zei ik dus.

We reden verder door de brede straat. Aan weerskanten huizen en kleine bedrijfjes: een kiosk, een garage, een kleine winkel, een kantoortje, een klein hotel… De stoep was vrijwel overal overdekt, alsof elk huis de stoep als veranda bij zijn huis getrokken had. De straat lag praktisch verlaten, en alles was bedekt met een laagje stof.

En daar was het: een laag gebouwtje van gele baksteen, met een groot bord: Royal Flying Doctor Service. Ervoor lag een opvallend groen gazon, met een klein bordje: verboden op het gras te lopen. Ik grijnsde. Zou gras zoiets zeldzaams zijn hier?

Mabel stopte bij het betonnen pad naar de deur (het lag een eindje van de weg af). Ik bedankte haar, sleepte mijn koffers  uit de laadbak en met een koel knikje reed ze weg in de richting vanwaar we gekomen waren.

Ik keek om me heen. Dit was dus Coopers Crossing. Mijn nieuwe woonplaats. Het zag er doods uit. Een verlaten luik klapperde in een zuchtje wind. Maar goed, het was midden op de dag; iedereen zou wel aan het werk zijn.

Ik draaide me om en begon mijn koffers naar de deur te slepen. Van buitenaf zag het kantoor er net zo verlaten uit als de rest van de straat, maar ik moest toch ergens beginnen.

De deur bleek inderdaad niet afgesloten, en ik hoorde een vrouwenstem in de telefoon praten. Hier moest ik wezen: mijn nieuwe baan! Mijn nieuwe leven! Ik vergat op slag de vijandigheid van die Mabel, en vol verwachting stommelde ik met mijn bagage naar binnen.

Het gebouwtje was door half glazen scheidingswanden in verschillende delen opgedeeld. In één daarvan zat een dame van middelbare leeftijd te telefoneren; verder zag ik niemand. Ik liep dus naar haar toe, en net toen ik mijn koffers neerzette, legde ze de telefoon neer, stond op en botste bijna tegen me op. Ze keek me nogal verbijsterd aan, dus ik stelde me gelijk maar voor. Een brede glimlach gleed over haar gezicht toen ze me verwelkomde, en ze begon zich prompt te verontschuldigen: ze was helemaal vergeten dat ik vandaag zou komen, en het was de bedoeling geweest dat dr. Standish me op zou pikken, maar er was plotseling een noodgeval tussen gekomen en hij moest nu opereren... tja, nu ze een arts te weinig hadden... Ze vertelde dat ze Claire heette, Claire Brian (of zoiets), en ze stond erop om bij de voornaam genoemd te worden. Dat zal even wennen worden - temeer daar ze zowat mijn moeder zou kunnen zijn - maar ik vermoed dat men hier op het platteland wat informeler is onder collega´s dan in de stad. Ze stortte een heel verhaal over me uit, maar uiteindelijk verontschuldigde ze zich nogmaals dat het zo druk was en dat ze nog even verder moest. Ze haalde een dossier uit een kast en ik nam het kantoortje nieuwsgierig in me op. Het was vrij klein, maar niet ongezellig. Licht en open door die glazen tussenwanden.

"You start on Thursday, right?" onderbrak Claire mijn overpeinzingen.

Ik antwoordde dat dat klopte, en ze haastte zich alweer naar het radiopaneel. Ik slenterde maar even wat door het kantoortje terwijl ik geduldig wachtte tot deze Claire even tijd voor me zou hebben. Het geheel zag er vriendelijk uit. Er stond een bos bloemen op de receptie (en ook één bij de radio), en het geheel maakte de indruk van een geordende, doch veelgebruikte werkplek. Dat laatste zag je aan de verre van steriele netheid: hier en daar slingerende dossiers en papieren en dergelijke. Het leek me een prettige werkplek.

Ik hoorde Claire inmiddels een zekere Johnno oproepen. Ik luisterde met een half oor, en begreep dat dat een piloot was. Al dacht ik even dat hij op de oproep antwoordde met: "Now there is my sexy voice." Maar dat zal ik wel verkeerd verstaan hebben...

Terwijl Claire met hem sprak, ontdekte ik een prikbord aan de muur. Het hing vol met officiële en neergekrabbelde berichten, twee ansichtkaarten en ook een paar foto´s. Nieuwsgierig liep ik er op af. Zouden dat mijn collega´s "The flying fisherman": Brett Climo as dr. David Ratcliffe in The Flying Doctorszijn?

Mogelijk. Eén van de foto´s was ten minste van de dame bij het radiopaneel. Dan was er nog eentje van een jong, erg blond meisje met een paard, en eentje van een man en een verpleegster die waarschijnlijk tegen een vliegtuig geleund stonden. De verpleegster was van mijn leeftijd, misschien iets jonger; de man was blond en zal tegen de veertig geweest zijn. En iets verder naar boven hing nog een foto. Van een jongen met een padvindershoed op en een loshangend shirt, die triomfantelijk een grote vis omhoog hield. Hij was een jaar of  25, en leek me bepaald sympathiek. Zou dat die Johnno zijn?

Op dat moment kwam Claire weer op me af en stortte een nieuwe waterval van woorden over me uit. Ik moest me even goed concentreren om het te kunnen volgen, maar ik maakte er in ieder geval uit op dat het abominabel druk was vandaag, dat er een zekere Jock Weatherhead ernstige ademhalingsmoeilijkheden had (of misschien ook niet; Claire scheen daar ook niet helemaal zeker van te zijn) en dat daar iemand naar toe moest. Of ik dat misschien zou kunnen doen? Want alle anderen waren bezet en konden niet weg. Zo ja, dan zou de Nomad (dat bleek het vliegtuig te zijn, ontdekte ik later) in een half uur kunnen vertrekken, en natuurlijk zou ik een verpleegster meekrijgen. Zou ik dat alsjeblieft willen doen?

Overdonderd stamelde ik iets van: "Natuurlijk... als u denkt dat dat goed is...?"

Ze duwde me het dossier in handen en antwoordde sceptisch dat er hier weinig tijd was om na te denken. Dat zou ik nog wel merken, volgens haar. Ik geloof dat ik het al begon te merken...

In afwachting van het vertrek sloeg ik het dossier open en probeerde me wat in te lezen in de recente medische geschiedenis van de patiënt. Maar alles was geschreven in zo´n afgrijselijk kriebelpootje dat ik meer moest raden dan ik kon lezen! Wat een hopeloos handschrift had die dr. Standish, zeg... O nee... dit was een patiënt van een dr. Ratcliffe. Dat was waar ook: er waren twee artsen.

Voor ik tot onder aan de eerste pagina gepuzzeld was, kwam het blonde meisje binnenstormen. Nu in verpleegstersuniform. Claire stelde ons tussen de bedrijven door aan elkaar voor. Ze bleek Annie te heten, kon niet veel ouder zijn dan twintig, en het leek me een opgewekte, leuke meid zonder kapsones. Recht voor zijn raap, zogezegd. Geen airtjes, doe maar gewoon zoals je bent.

Ze pakte een klaarstaande koelbox, ik greep mijn dokterskoffer en mijn fototoestel (misschien kon ik vanuit het vliegtuig mooie foto´s maken!), en ook het dunne vest dat bij mijn jurkje hoorde. Het zag er nogal dreigend uit buiten namelijk; het leek in niets op de 30 à 40 graden die me voorspeld was. En aangezien ik geen idee had waar we precies heen gingen en hoe laat we terug zouden komen...

Annie reed ons naar het vliegveld, en ik bedacht dat ik deze route vast nog heel vaak zou rijden. De sombere lucht maakte de aanblik van een eenzame kale boom bijna onheilspellend.

Annie reed de auto zonder meer tot voor de hangar. Een wit vliegtuigje met een groene en gele streep over de hele lengte stond klaar. Ik stond er even wat verbijsterd naar te kijken. Dit was haast nog kleiner dan dat vliegtuigje van Broken Hill!

Ik schrok op van een beweging in de deuropening van het vliegtuigje. Een man in een wit en zwart uniform sprong van de treeplank. Annie sloot de auto af en liep voor me uit naar de man die me nieuwsgierig aangaapte. Annie stelde ons aan elkaar voor. Het bleek dat hij die piloot Johnno was waarmee Claire daarstraks via de radio gepraat had. Ik schatte hem een paar jaar jonger dan ik. Hij had donkerblonde krullen en vaag iets van een macho-uitstraling, maar hij leek me niet onsympathiek. Maar Johnno was dus niet die visser op het prikbord; die was veel donkerder.

Ze lieten mij voorgaan de cabine in. Er waren een paar stoelen, een stretcher met een kussen en twee opgevouwen dekens, en in een hoek een metalen kast. Annie klom achter me aan naar binnen en wees me waar ik mijn tas kwijt kon. Johnno sloot de deur achter haar, en klom zelf aan de voorkant naar binnen. Er was een doorgang naar de cockpit, en ik vroeg Annie meteen of het toegestaan was om voorin te zitten. Ze keek geamuseerd; natuurlijk mocht dat! Dus ik groef mijn fototoestel op en baande me een weg naar voren. Johnno informeerde waar ik precies vandaan kwam in Duitsland, en terwijl ik hem vertelde over Garmisch klauterde ik op de stoel naast hem. De onvermijdelijke vraag hoe ik dan in vredesnaam in Coopers Crossing verzeild was geraakt volgde natuurlijk prompt, en naar eer en geweten vertelde ik dus het dartverhaal. Ze vonden het wel zot. Johnno maande me om de veiligheidsriemen vast te maken, en even later stegen we op. Een prachtgezicht zo voorin; ik nam er gelijk een foto van!

Eenmaal in de lucht mocht je blijkbaar je gordel wel losmaken, want Annie kwam op het opstapje naar de cockpit zitten. Johnno en zij vertelden me zo het één en ander. Het blijkt namelijk dat er maar één vliegtuig is voor de drie artsen. En ik die gedacht had dat ieder zijn eigen vliegtuig zou hebben! Zou me een stuk praktischer lijken, maar dat zal wel een financiële kwestie zijn. Wel blijkt één van de artsen ook over een vliegtuig te kunnen beschikken als het nodig is. (Die werd David genoemd. Dat zal die dr. Ratcliffe met dat Chinese kriebelpootje dan wel zijn, want die chefarts heette Jeffrey. Wie van de twee zou de visser op de foto zijn?) Johnno zat me nog even te stangen dat dat bij het werk hoorde: als vliegende dokter moest je in geval van nood een vliegtuig kunnen besturen en parachute kunnen springen. Maar Annie lachte hem uit en stelde me gerust dat Johnno een pestkop was en dat ik zijn verhalen met een flinke korrel zout moest nemen.

Goed. We vlogen en kletsten wat en ik nam foto´s. Johnno vertelde zo af en toe hoe het hier heette. Soms gewoon Engels, soms wonderlijk klinkende aboriginalnamen. Het wonderlijkste dat ik gezien heb waren een stel steile, afgeronde heuvels of bergen, roodbruin van kleur, die volkomen onverwacht ineens uit een uitermate vlak landschap oprezen. We zaten toen al zowat een uur in de lucht! We waren van München naar Parijs gevlogen om een patiënt te bezoeken! Ik begon in te zien dat ik mijn ideeën over afstand hier drastisch zou moeten bijstellen...

Het werd wat groener beneden ons, maar net toen Johnno wilde gaan dalen kwam Claire door op de radio. Of hij Annie af kon zetten in Thurluka, waar een klein meisje door een slang gebeten was. Johnno beloofde dat hij dat zou doen, en wendde zich toen naar mij met de woorden: "Well, it looks like you are on your own."

Hij zette het vliegtuig aan de grond en Annie hielp me uitstappen. Er was niemand te zien: ik stond op een zandige grasvlakte met zo´n soort windvaan, en er was in de verste verte geen huis te bekennen. Laat staan een levend wezen.

"Ze kunnen ieder moment hier zijn," verzekerde Annie me, en trok de deur al dicht. Er was haast bij om dat meisje te behandelen. Maar wat moest ik hier helemaal in mijn eentje?! Ik riep nog of ze wisten wanneer ze terug zouden komen, maar Annie wuifde, en het vliegtuig begon alweer vaart te maken om op te stijgen.

Ik keek het na tot het nog maar een stipje in de lucht was. Verbijsterd, mag ik wel zeggen. Hier stond ik, in the middle of nowhere, met niets anders dan mijn dokterskoffer, mijn fototoestel en mijn vestje!

Ik keek eens om me heen. Als ik nu enig idee had in welke richting het huis van die familie Weatherhead was... dan had ik ze vast tegemoet kunnen lopen. Maar ik had geen flauwe notie van welke richting ook. Ik had alleen op de wereld kunnen zijn. En welke kant ik ook op zou lopen, zodra ik die gele windvaan niet meer zou zien, zou ik verloren zijn. Hopeloos verdwaald in de Australische bush. Er zat dus weinig anders op dan te wachten.

Ik speurde naar alle kanten, maar nergens was enige beweging - of überhaupt iets - te zien dat op menselijk leven wees. Ik huiverde bij een zachte windvlaag. Zouden hier wilde dieren zitten? Een kangoeroe zou wel leuk zijn om te zien, maar een wilde hond zou ik toch niet graag tegenkomen. Of slangen...? Ik spiedde om me heen, maar het enige dat bewoog waren de windvaan, de bladeren aan een paar bomen, en het hoog opgeschoten gras opzij van de landingsbaan.

Het was frisjes, en ik besloot mijn vest maar aan te trekken. En dan maar wachten tot er iemand kwam; iets anders zat er niet op.

Ik drentelde wat heen en weer, en speurde de horizon af. Maar wat er ook gebeurde, er kwam niemand. Na tien minuten had ik er genoeg van. Ik pakte mijn camera en besloot wat mooie plaatjes te gaan schieten. Want mooi was het hier wel: vrij groen, en dat wonderlijke stijve gras met die bruine bolletjes zou weleens heel fotogeniek kunnen zijn.

Ik had net een paar foto´s genomen toen er een jeep kwam aangehobbeld over de vlakte. Ik sprong overeind en wuifde; ik was tenslotte een eindje van de landingsbaan afgedwaald, en stel je voor dat hij onverrichterzake rechtsomkeert zou maken! Dan zat ik hier!

Maar hij zag me gelukkig. Onze begroeting was nu niet direct superhartelijk, maar onderweg naar huis ontdooide hij wat. Het was een jonge man. Brett heette hij. En de patiënt was zijn vader Jock.

Het bleek niet eens zo heel ver naar het huis: een boerderij met een laag rood dak en een begroeide veranda. Een paar schuren lagen ernaast, en uitgestrekte glooiende velden werden omzoomd door stukken bomenrij. Een heerlijk gevoel van vrijheid overviel me bij de aanblik van deze prachtige versie van ´weidsheid´. Het was Bayern zoals het misschien zou moeten zijn: hier en daar een huis in plaats van overvolle steden.

Brett vertelde dat dit een holidayranch was. Een soort kampeerboerderij, waar mensen uit de stad in een soort geleide tour te paard het ´echte´ Outbackleven kunnen proeven. Hij sprak wat smalend over hun paardrijkunsten toen er twee langs kwamen stuiven. Maar aangezien ik van paarden weinig, en van paardrijden helemaal geen verstand heb, zweeg ik maar. Ik vond het eerlijk gezegd al bewonderenswaardig dat ze er niet afvielen met dat beest dat wild onder hen voortjoeg.

"So, where is my patient?" vroeg ik hem.

Hij knikte naar een man te paard die van de andere kant kwam aanrijden. Twee jonge vrouwen reden naast hem, en hij was net bezig de dichtstbijzijnde plagend bij hem in het zadel te trekken. Was dàt mijn patiënt?!?

"Good luck with him," zei Brett droog, en liep weg.

Ik bleef naar de man staan kijken, en toen hij afsteeg en zijn paard aan het hek bond liep ik naar hem toe. Ik stelde me voor, en hij wilde al direct dat ik hem Jock noemde. Als het daarbij was gebleven had ik dat misschien wel gedaan, maar het flirterige: "I would certainly not mind calling you a friend" bracht zijn gedrag met dat meisje daarnet weer in herinnering, dus bijna automatisch hield ik hem wat op een afstand en bepaalde me bij mijn professionele rol als arts. Daar was hij niet echt gelukkig mee, geloof ik, en hij moest gelijk ook eigenlijk niets meer van me hebben. Hij hoefde geen dokter, en als dat een enkel keertje wel zo was, dan was dr. Ratcliffe zijn dokter. Het feit dat er een oproep gedaan was naar het kantoor van de Flying Doctors maakte ook geen indruk: dat had hij niet gedaan, en wat hem betreft was het allemaal een vergissing en kon ik maar beter weer ophoepelen. Ik was net van plan me beledigd te gaan voelen toen hij een nare hoest liet horen, en mijn bezorgdheid nam prompt de overhand. En toen ik hem verzekerde dat een onderzoek heus niet lang zou duren, liet hij zich eindelijk overhalen en ging mee naar binnen.

Ik schrok behoorlijk toen ik hem onderzocht. Uit het gekriebel van dr. Ratcliffe had ik wel begrepen dat hij bronchitis had en dat er verschillende verdere testen gedaan waren. Maar zijn longen zaten vol vocht! Dit zou weleens iets heel ernstigs kunnen wezen, tot longkanker aan toe!

Ik ging op zoek naar een telefoon; toen we binnenkwamen waren we langs een kantoortje gekomen. Maar een telefoon zag ik niet. Een meisje gekleed in een geruit overhemd en een spijkerbroek kwam binnen. Fiona heet ze, hoorde ik later. Ze vertelde dat ze hier veel te ver van de bewoonde wereld zitten voor een telefoonaansluiting. Alles gaat hier via de radio. Ze wees me hoe het werkte (na even worstelen met het aan/uitknopje op de microfoon had ik al snel de slag te pakken) en riep Claire voor me op. Ik werd doorverbonden met dr. Standish, die echter weinig tijd had en op het punt stond te gaan opereren. Hij wees me erop dat het sowieso geen goed idee was om Jock met die volle longen in het vliegtuig te zetten. Daar had ik niet aan gedacht, nee, maar zijn advies om hem hier op de boerderij te draineren vond ik haast te belachelijk voor woorden! Toch zat er niets anders op. Hoezo primitief... Ik vertelde Mr. Weatherhead wat er moest gebeuren. Hij had er niet veel vertrouwen in, had ik de indruk. Maar goed, hij kon hier ook niet mee blijven lopen, dus... Brett was er ook bij. Hij scheen te begrijpen dat ik deze procedure nog nooit bij de hand had gehad, maar - hoewel dat inderdaad zo was; in Garmisch hoef je niet met het vliegtuig naar het ziekenhuis gebracht te worden in zo´n geval - ik weigerde daarop in te gaan. Het ging gelukkig goed; er is bijna een hele spuit vol vocht verwijderd, en je hóórde zijn stem gewoon beter worden. Kribbig bleef hij wel, maar ik heb alvast één woord Australisch geleerd: jackaroo. Ik dacht eerst dat het een beest was maar het is iemand die in de praktijk leert een ranch te besturen. Mr. Weatherhead vond het echter maar onzin dat ik naar Australië was gekomen. En even begon ik me toch af te vragen of er iemand is hier die het zou begrijpen. Ik werd echter uit mijn gepieker gehaald doordat Mr. Weatherhead er prompt vandoor wilde gaan om die tour die morgen zou vertrekken voor te bereiden. Hij wilde die nota bene zelf leiden! Ik probeerde hem aan zijn verstand te brengen dat dat uitermate onverstandig was. Zijn conditie was toch beslist ernstig, en als hij op zijn minst zou wachten tot de resultaten van die tests bekend waren... (Die zou dr. Ratcliffe morgen hebben, had dr. Standish over de radio gezegd.) Maar nee, Mr. Weatherhead wist het allemaal beter en verdween naar buiten. Zijn zoon mompelde nog zoiets als: "Als hij zichzelf wil vermoorden, laat hem dan maar lekker." Erg warm lijkt de verhouding tussen vader en zoon me niet. Een stel koppige ezels, dat zijn het...

Enfin. Zoonlief verdween ook naar buiten, en ik heb weinig anders te doen dan te wachten tot het vliegtuig me weer op komt halen. Ik heb Claire opgeroepen over de radio (ik wist gelukkig de codenaam nog die Fiona gebruikte: Victor Charlie Charlie. Ik vraag me af waar dat voor staat. Ik geloof dat het vliegtuig ook zo´n schijnbaar zinloze (ik bedoel: zonder zin of logica) codenaam heeft, maar ik ben vergeten welke. Het lijkt wel James Bond hier! ), en Claire zei dat ze het me zou laten weten zodra ze het wist. Maar ik heb nog niks gehoord.

Nou ja, ik ben in ieder geval een beetje bij met schrijven. Ik denk dat ik zo maar eens buiten ga kijken. Genieten van het prachtige uitzicht. ´t Is dat het zo héél erg afgelegen is, maar anders zou ik hier best willen wonen!

 

di 29/9, ´s avonds

 

Lieve help! En daar moet ik mee samenwerken?! Dat wordt wat...

Ik was nog maar net buiten en bewonderde de quasi wilde plantengroei rond de veranda toen mijn aandacht getrokken werd door een dichtslaande autodeur en een stem die zei: "Thanks for the lift!"

And there he was... de visser van de foto! Een jongeman in hetzelfde perzikkleurige overhemd (al was het nu keurig dichtgeknoopt, casual opengelaten bij de hals), en zonder vis maar met een dokterskoffer. En zonder hoed.

Als om me een teken te geven brak de zon door de wolken op het moment dat hij het tuinpad opstapte en me zag. Als gehypnotiseerd stapte ik van de veranda en liep hem tegemoet, terwijl ik mijn ogen niet van hem af kon houden.

"You must be Magda," was het eerste wat hij zei.

Ik antwoordde op de automatische piloot, en terwijl hij verder praatte had ik het gevoel of er iemand keihard een basketbal in mijn maag had gegooid. Een beetje misselijk, ik leek wel geen adem meer te kunnen halen, en het scheelde maar weinig of mijn benen hadden het onder me begeven en ik was pardoes aan zijn voeten neergeploft. Maar ineens realiseerde ik me dat hij zijn hand naar me uitgestoken hield, en awkward drukte ik hem de hand. Zijn ogen, zo vriendelijk, van een prachtige bruingroene kleur die precies kleurde bij zijn kastanjekleurige haar, keken recht in de mijne, en ineens realiseerde/herinnerde ik me tevens dat hij zich zonet had voorgesteld. Wat had hij ook weer gezegd... David Ratcliffe? Een bliksemstraal schoot door mijn verwarde hersenen en ik stamelde nogal knullig: "You are the fisherman! Who flies!" Zijn gezicht was één groot vraagteken, dus ik zei maar snel: "It doesn´t matter."

Hij nam me onderzoekend op (zoals ik me gedroeg, zou hij met recht aan mijn verstandelijke vermogens kunnen twijfelen...), en ik merkte dat ik hem nu al niet meer recht in de ogen kon kijken. Niet op zo´n korte afstand in ieder geval. Niet als ik nog iets van mijn eer en waardigheid wilde redden. Hij liet mijn hand los (de zijne was prettig warm en zacht, hoewel zijn handdruk stevig was geweest), en terwijl ik naarstig probeerde zijn blik te ontwijken zonder onbeleefd te zijn, zei hij: "I could really do with a cuppa."

Hij had net zo goed Chinees kunnen praten, want ik had geen flauwe notie wat hij bedoelde. Maar bij gebrek aan een reactie van mijn kant - ik was werkelijk helemaal ondersteboven, en mijn benen etc...- stapte hij langs me heen de veranda op en naar binnen. En alsof hij me aan een touwtje had, zo moest ik hem wel volgen, of ik wilde of niet. Op een bepaalde manier had hij me volkomen in zijn macht. Als hij gezegd had: "Hier heb je een pistool. Ga Jock Weatherhead maar doodschieten", dan had ik dat waarschijnlijk ook gedaan.

Het is waar: ik had altijd op z´n best een beetje lacherig en minachtend gedaan als iemand gelukzalig sprak over liefde op het eerste gezicht. En hier was ik: de nuchtere Magda Heller uit Garmisch-Partenkirchen, en ging zelf grandioos voor de bijl bij de eerste blik op deze Romeo. Swept off my feet. Fallen in love. Letterlijk. Completely and instantly.

Eenmaal binnen bleek dat hij bedoeld had dat hij wel een kop thee lustte. Hij ging zijn gang alsof huize Weatherhead zijn eigen woning was, en ik voelde me voornamelijk ontzettend onhandig. Ik had het idee dat ik alles uit mijn vingers zou laten vallen, en durfde amper de kopjes uit de kast te halen die hij me aanwees. Ik was me zo verschrikkelijk bewust van zijn aanwezigheid... Het was gewoon onbestaanbaar zo´n aantrekkingskracht als die jongen op me uitoefende! Als ik niet uitkeek, dan… Mijn ruggegraat leek wel gemaakt van gare spaghetti, mijn benen deden een impressie van gelatinepudding... en even schoot het door mijn hoofd wat hij zou doen als ik flauw zou vallen. Ik voelde me er klaar voor, maar ik ben niet zo van het flauwvallerige soort. Als er niet gauw iets gebeurde om de spanning te breken... Een woord zou genoeg zijn, maar mijn hoofd was volkomen leeg... Hij kwam binnen met de theepot, en liep achter me langs om hem op tafel te zetten. Daarbij streek zijn mouw even langs mijn rug, en ik voelde een siddering die niets met kou maar alles met electriciteit te maken had. Ik voelde me geladen met minstens duizend volt. Nog zo´n aanraking, en ik zou me op hem werpen, zo voelde het. Wat was er in vredesnaam in me gevaren?! Waar was mijn bekende, zo vertrouwde nuchterheid, die zou zeggen: "Magdalief, stel je niet aan"? Het leek wel of één of ander oerdier bezit van mijn lichaam genomen had. En van mijn geest niet te vergeten...

Maar David begon vlak naast me thee in te schenken, en begon heel gewoon te vragen hoe ik het hier vond, en hoe het met Jock was. Ik kon de hemel wel op mijn blote knieën danken. De spanning nam af, ik was verplicht me op iets anders te concentreren dan zijn handen en zijn lichaam en die ogen om in te verdrinken, en het lukte me inderdaad om mijn verstand weer een beetje bij elkaar te rapen. Het feit dat David de uitslag van de testen had, en daarom hierheen gekomen was, bracht me weer helemaal bij zinnen. Mijn vrees werd bewaarheid: Jock had inderdaad SCC, waar die bronchitis als extra complicatie overheen gekomen was.

Anyway, ik bood aan om het met Jock te bespreken. Hij voelt een beetje als mijn patiënt nu, en hoe koppig en eigenwijs hij ook is, ergens mag ik hem toch ook wel. David wilde het zelf wel doen - daarvoor was hij tenslotte gekomen - maar hij stemde na enige aarzeling toch toe. (Een ware gentleman: ridderlijk genoeg om mijn pad voor doornen te willen behoeden, maar hoffelijk genoeg om niet te gaan redetwisten als ik eigenwijs toch het doornenpad op wil. )

Veel succes had ik overigens niet met dat gesprek. Jock was duidelijk bang, en weigerde mijn woorden of de testuitslagen te geloven. Het was bronchitis, en verder wilde hij er niet over praten. Ontkenning... de bekende struisvogelpolitiek. Ik heb met hem te doen. Hij leek zo eenzaam toen hij wegliep met zijn paard.

David zei later dat hij zo´n reactie wel verwacht had. "Jock is difficult at the best of times," waren zijn woorden. Toch meende ik duidelijk ook bij hem een zwak voor de man op te merken. David heeft later ook nog even geprobeerd met hem te praten, maar met even weinig succes, als ik het zo begreep. We zullen hem gewoon de tijd moeten gunnen, vrees ik. Maar hoeveel tijd zal Jock Weatherhead nog hebben?

Enfin, inmiddels hadden we niets anders meer te doen dan te wachten tot het vliegtuig ons op kwam halen. We zwierven wat over het terrein - eigenlijk geen pretje met die pumps die ik aan had - en praatten over het werk op een ranch en het werk bij de Flying Doctors. Nu weet ik een béétje wat me te wachten staat.

Eén of twee keer per week ga je op een clinic. Over het algemeen ben je dan samen met een verpleegster (doorgaans Kate (die ik nog niet ken; die van de foto?) of Annie), soms ook nog met een tweede arts als het een grote clinic is. Zo´n clinic wordt meestal gehouden bij iemand thuis. Het houdt het midden tussen een spreekuur en een polikliniek: je krijgt de meest uiteenlopende dingen onder handen daar. De mensen komen er van heinde en verre naar toe, en behalve spreekuur is het ook een grootse sociale gebeurtenis in deze dunbevolkte streken. De mensen wonen zover van elkaar, dat de radio hun enige contact is. Om mensen te zien, komen ze naar de clinics. Hij waarschuwde me alleen wel voor het geval ik zo´n dieetfreak ben (hij formuleerde het aanzienlijk hoffelijker, maar ik ben jammer genoeg vergeten wat hij precies zei), want op die clinics word je volgestopt met taart en koekjes. Klinkt lekker! Soms duurt zo´n clinic weleens twee of zelfs drie dagen. Dan moeten de artsen er blijven slapen. Maar hij beloofde dat ze me niet direct eenzaam het bos in zullen sturen: de eerste keren heb ik clinic ofwel met hem samen, ofwel met Jeff. (Hij noemde hem steeds Jeff ipv Jeffrey.) Zodat ik een beetje ingewerkt kan worden en de routine oppikken, en de mensen een beetje aan me wennen. Hij grijnsde bij dat laatste. Het schijnt dat praktisch alle artsen hier in het begin heel moeilijk geaccepteerd werden, en zich langzaam maar zeker een plaatsje hebben moeten veroveren in de gemeenschap. Hij vertelde me wat anecdotes - voor het merendeel van horen zeggen, want hij is zelf als laatste hier nieuw bij gekomen. Ik had sterk de indruk dat hij me gerust wilde stellen. Zo van: laat je niet op je kop zitten als het moeizaam gaat in het begin (Mabel!); dat komt allemaal vanzelf goed. Zijn eigen verhaal over hoe hij tegen wil en dank, en tot zijn eigen verbijstering, na twee weken in Coopers Crossing verloofd raakte en de "laughing stock" van het dorp was, was overigens erg fraai...

Behalve de clinics is er spreekuur op de basis voor mensen uit het dorp en omgeving. Verder is er ook een radiospreekuur, waar advies en kleine ongelukjes de boventoon voeren. De mensen hier hebben allemaal een kist met de meest voorkomende medicijnen thuis. Die hebben allemaal een nummer, dus dat is vrij simpel. En met een gedetailleerde kaart van het lichaam, ook met nummertjes, kunnen ze vrij precies aangeven waar ze klachten hebben. Ingenieus! Als iemand pijn heeft bij nummer 3, raad je ze aan een tabletje van nummer 8 te geven en zo!

Dan is er nog het werk in het ziekenhuis, waar eigenlijk alle voorkomende artswerkzaamheden voorkomen. Geen specialisatie hier, al is Kate de meest ervaren operatieassistente, en Jeff en ik zijn de beschikbare chirurgen. David zelf blijkt "slechts" gewoon huisarts/operatieassistent te zijn met slechts zeer beperkte bevoegdheden voor zelfstandige noodoperaties. Maar goed: twee chirurgen op een ziekenhuis van twaalf bedden is ook niet slecht. Als gevolg daarvan ligt bij David de nadruk op de buitendienst, terwijl Jeff meer in het ziekenhuis werkt. Voor mij wordt het waarschijnlijk beide. Wel leuk, die afwisseling!

Nachtdienst is er natuurlijk ook: eens in de drie nachten ben je de klos. Nachtdienst is van acht tot acht, en betekent dat je beschikbaar en bereikbaar moet zijn. Je kunt dus rustig in de bistro gaan eten (klinkt goed!) of thuis je bed induiken, maar bij een noodgeval word je opgepiept of opgebeld en word je binnen en kwartier in het ziekenhuis of op de basis verwacht. Soms gaat het om een patiënt in het ziekenhuis, maar het gebeurt ook wel dat je er midden in de nacht in het vliegtuig op uit moet. Spannend!

In principe heb je zeven vrije dagen in drie weken; twee van die dagen moet je echter wel "achter de hand" beschikbaar zijn voor grote noodgevallen. Dus in het dorp blijven. Maar dat is gewoon voor de zekerheid; in 95% van de gevallen hebben ze je helemaal niet nodig die dag. En als je in het weekend dienst hebt, ligt je voornaamste verantwoordelijkheid bij het runnen van het ziekenhuis, en het in de gaten houden van de radio. En zolang er geen noodgevallen tussendoor komen schijnt dat de meest geschikte tijd te zijn om je administratie bij te werken. Maar het rooster wordt in overleg opgesteld, dus met speciale wensen kan over het algemeen wel rekening gehouden worden.

Hij lichtte me ook al een beetje in over mijn collega´s. Ik ben in de plaats gekomen van de razend populaire Tom Callagan, die werkelijk op handen gedragen werd. ("Daar kunnen Jeff en ik wel bij op het dak gaan zitten," grinnikte hij.) Tom was nu bij de aboriginals gaan werken. David zelf werkt hier nu twee jaar, Jeff een jaar of vijf, en Kate "sinds mensenheugenis". Annie en Claire zijn hier ongeveer een jaar, en Johnno is nog betrekkelijk nieuw. Jeff en Kate zijn een paar (dus ik neem aan dat dat die blonde man en die donkerblonde verpleegster op de foto zijn), en Annie heeft min of meer (dat is niemand echt duidelijk) verkering met Nick van de garage, die momenteel in Sydney is bij zijn zieke vader. Verder zijn er bij zijn weten geen speciale banden onder het personeel van de Flying Doctors, voegde hij er grijnzend aan toe, maar volgens hem is de algemene sfeer heel prettig en vriendschappelijk.

Ik was niet van plan me in de kaart te laten kijken. Dit hele gesprek was overigens zo vriendschappelijk, dat ik me serieus begon af te vragen of ik daarstraks niet een behoorlijk beetje hard van stapel gelopen was. Had ik me dat bewustzijn van zijn lichaam, die gevoelens van... ja, als een zwijmelende tiener, had ik me dat maar verbeeld? Gevolgen van een oververhitte fantasie? Nu ik hier naast hem liep, leek het er wel op. Ik vond hem nog steeds aantrekkelijk, dat zeker wel. En hij werd me met de minuut sympathieker. Maar die - ja, bijna sexuele spanning (denk ik) was eigenlijk volledig verdwenen. Er hing nu meer iets in de lucht van kameraadschap. Niet dat ik daar iets op tegen heb, hoor... Dat is vast praktischer wanneer je dagelijks samen moet werken dan wanneer je benen in gelatinepuddinkjes veranderen zodra hij je aankijkt...

Zelf was hij overigens erg geïnteresseerd in wat ik vond van alles wat ik om me heen zag. Zelf komt hij oorspronkelijk uit een wat groter Outbackstadje aan de andere kant van New South Wales, dus dit landschap en dit leven is voor hem vrij gewoon. En hij was heel benieuwd hoe ik daar als kersverse Europeaan tegenaan kijk. Met nieuwe ogen, zogezegd. Hij moest lachen toen ik een foto van de koeien wilde maken. Ze zien er zoveel ruiger uit hier dan in Duitsland. Bijna als wilde dieren; ik zou er niet graag één in het wild tegenkomen.

Ik heb er nog een ogenblik over gedacht om ongemerkt ook een foto van hem te maken, maar ik durfde niet goed. Bovendien zou dat wel heel erg pathetisch zijn natuurlijk... de verliefde tiener, hoor...

Uiteindelijk gingen we weer naar binnen. Het begon avond te worden, en een kille nevel daalde over de velden. We werden aan tafel genodigd. En alle mensen, wat een lap vlees kregen we daar op ons bord! Het was bijna een maaltijd op zich!

Het eten smaakte goed, maar de stemming was vrij gespannen. Na de maaltijd onderhielden we ons nog een tijdje met Brett. Het bleek dat hij een uitstekende, internationale landbouwopleiding heeft gehad; hij heeft meer van de wereld gezien dan ik! Ik kon me ineens indenken waar de wrijving tussen vader en zoon aan te wijten was: Jocks praktijkervaring die botste met Bretts theoretische, wellicht vernieuwende ideeën. We zagen er prompt een staaltje van toen Jock binnenkwam en hem opdroeg de volgende dag de tourgroep te leiden. (Hij was blijkbaar toch tot de conclusie gekomen dat het verstandiger was als hij zelf hier zou blijven.) Brett werd kwaad, en Jock werd kwaad, en het eindigde ermee dat beiden woedend de kamer uitstampten. Al meldde Jock nog even voor hij verdween dat we de nacht over moesten blijven, omdat ze gemeld hadden dat het vliegtuig kapot was. Dus we moesten maar doen of we thuis waren.

Een beetje verwilderd keek ik naar David. Met zoiets had ik bepaald geen rekening gehouden! Maar hij bleef er erg nuchter onder. We zochten Fiona op, die ons van handdoeken en lakens voorzag en ons wees waar de gastenverblijven waren. Ze leende me ook een nachthemd, en bood aan dat ik voor morgen ook wel een blouse en een spijkerbroek mocht lenen als ik wilde. Want volgens haar waren we hier waarschijnlijk niet voor de middag weg, en zulk soort vrijbuiterskleren zijn natuurlijk wel veel praktischer dan dat geklede lila jurkje dat ik droeg.

David en ik keerden terug naar de woonkamer. Hij scheen zich volkomen op zijn gemak te voelen; ik voelde me een beetje als een kat in een vreemd pakhuis. We praatten nog wat over koetjes en kalfjes. Ook letterlijk, want volgens David zijn rundveehouders een speciaal soort mensen. Mensen zoals Jock. Hij weet het aan de eenzaamheid. Maar eenzaam kun je overal zijn: of je hier in the middle of nowhere woont, of in een miljoenenstad. Het feit dat je daar zoveel andere mensen ziet, maakt de eenzaamheid niet minder. Je voelt hem soms juist extra sterk, omdat al die ´anderen´ zo tevreden en gelukkig lijken, met massa´s vrienden en kennissen en contacten. En je weet nooit of dat niet ook maar een façade is...

Hij begreep wel wat ik bedoelde, geloof ik. Maar volgens David is het grote verschil tussen artsenwerk in de stad en op het land dat je patiënten een deel van je leven worden hier. Ik vermoed dat hij ook bedoelde dat je zaken en privé hier niet goed kunt scheiden, maar hij omschreef het ook als dat je niet alleen ontdekte hoe men hier leeft, maar ook waarom ze leven zoals ze doen. Je raakt als vanzelf betrokken bij hun leven. Ik voel het nu al bij Jock en Brett. Zij zijn natuurlijk eigenlijk mijn eerste patiënten hier, en daarom een beetje speciaal, maar het doet pijn als ik eraan denk dat ik binnenkort al afscheid van Jock zal moeten nemen. En hoe lang ken ik hem helemaal?

Toch is het - juist ook door die betrokkenheid - prettig werken bij de Flying Doctors, volgens hem. Je kent je patiënten en zij kennen jou; niemand verwordt hier tot een nummer, of tot een gebroken been, of tot een artritis, zoals in de stad. Je hoort gewoon door zijn woorden heen hoeveel hij van zijn werk houdt. Van zijn werk en van de mensen hier. Van zijn medische kunnen heb ik natuurlijk nog weinig gezien, maar hij is in elk geval een arts met hart voor zijn patiënten. En dat zijn doorgaans de beste.

Hij had inmiddels wat te drinken ingeschonken (zomaar, zonder iemand te vragen; dat had ik zelf nooit gedaan, al had Jock duizend keer gezegd dat ik moest doen alsof ik thuis was!), en ineens stond hij vlak tegenover me en duwde me een glas in de vingers. Hij proostte me toe, en voorzichtig nam ik een slok. Meer uit verlegenheid / om me een houding te geven dan dat ik trek had in alcohol, want nu hij daar zo dicht bij me stond en me peinzend aankeek, had ik eensklaps weer dat gelatinegevoel. En dat de vlammen me uitsloegen. (Of was dat de alcohol?) Ik probeerde zijn ogen maar weer te ontwijken; ik had het me dus toch niet verbeeld daarstraks... Maar toen hij peinzend zei: "I suppose a lot of people must ask you why you decided to come to Australia",  klonk dat zo anders dan de gemiddelde nieuwsgierige standaardvraag daarnaar, dat ik verrast opkeek, en - veel onbeheerster dan nodig - antwoordde dat dat inderdaad zo was. Hij hield mijn ogen gevangen, en om de spanning te verbreken vroeg ik maar gauw of hij dat soms ook wilde weten.

Hij knikte bedachtzaam. Ik weet niet, maar het was anders dan anders. Niet die standaardvraag, die beleefdheidsvraag… zelfs niet pure nieuwsgierigheid wat iemand er in vredesnaam toe kan brengen naar de andere kant van de wereld te trekken. Hij was inderdaad nieuwsgierig. Dat wel. Maar ik had de indruk dat het meer nieuwsgierigheid naar mij persoonlijk was. Echt geïnteresseerd waarom ik dat nu deed. Wat dat betreft is het al tekenend dat die vraag nu pas kwam, nu hij me een beetje had leren kennen. In plaats van bij het handje schudden op het tuinpad...

Hij liet zijn bevestiging dat hij inderdaad nieuwsgierig was volgen door de zachte opmerking: "It´s a long way from home."

Ik wendde mijn ogen af, deels omdat zijn blik me meer verwarde dan me lief was, deels om een vlaagje pijn te verbergen. Home. Thuis. Wat is dat? Je kunt je overal thuis voelen, en nergens. Een zwerver ben ik. In mijn eentje onderweg door de wereld, in een schijnbaar eindeloze zoektocht naar het geluk. Volgens hem was ´thuis´ (home) de plek waar je thuishoort, je thuis voelt. "The place where you belong." Het klonk alsof hij zelf erg warme herinneringen heeft aan het thuis van zijn jeugd. Maar waar hoor ik thuis? Ik ben mijn familie ontgroeid. Dus wat moet ik als thuis beschouwen? Een flat in Garmisch? Of in München? Dat was de eenzaamste tijd van mijn leven, zelfs al woonde mijn familie niet eens zover weg. Die eenzaamheid daar ben ik nu juist ontvlucht. Ik ben op zoek naar waar ik thuis hoor. Ik weet het zelf niet. Ik denk dat je je overal thuis kunt gaan voelen, zodra je er dierbare vrienden maakt. Je kunt een gezellig flatje hebben in een mooie stad. Je flatje is dan je eigen plek. Maar echt thuis…? Als je geen mens in de buurt kent? Ik hoop dat dat beter gaat hier in een dorp als Coopers Crossing. Misschien ga ik hier wel thuis horen. Ik hoop het. Ik zwerf al zo lang in mijn eentje door de wereld. Na ruim drieëndertig jaar wil ik niets liever dan eindelijk eens een eigen plekje vinden. Een werkelijk thuis.

"Anyone can belong anywhere," zei ik tegen hem terwijl ik langzaam van hem wegliep. Niet omdat ik niet met hem wilde praten of dat het onderwerp taboe was, maar omdat ik me ineens weer zo verschrikkelijk bewust was van zijn lichaam. En van mijn eigen. Ik weet niet, maar of hij nu hetzelfde voelde, of dat ik mijn gevoelens verraden had en hij me wilde plagen, maar in elk geval volgde hij me op de voet. Als een schaduw. Dat verwarde me nog veel meer. De spanning hing in de lucht, mijn hart klopte in mijn keel, en hoe maagdelijk mijn sexuele ervaringen ook mogen zijn, ik was me er drommels goed van bewust dat dit tête à tête in het schemerdonker weleens zou kunnen eindigen in een kus. (Of meer.) Hij was zo dicht achter me… Als ik me om zou draaien, dan...! De opwinding gierde door mijn lijf, en op de één of andere onbewuste manier wist ik ineens heel zeker dat ik hem ook niet bepaald onberoerd liet! Dat idee verwarmde en verwarde me tegelijkertijd. Als ik hier zou blijven, dan... Maar ik durfde het niet aan... Stel je voor dat... We werden geacht collega´s te zijn; ik kon het toch niet maken mijn betrekking te beginnen met een liefdesaffaire! Hoezeer ik me ook tot hem aangetrokken voel, en hij blijkbaar ook tot mij... Relaties op de werkvloer kunnen prima werken... but if this is really meant to be, laten we het dan toch maar ietsje rustiger aan doen, alsjeblieft!

Ik besloot de wijste te zijn en het hazepad te kiezen. Met kloppend hart nam ik een hap lucht en voegde aan mijn laatste opmerking ("anyone can belong anywhere") toe dat ik zo langzamerhand in bed thuis hoorde. Dus - zonder hem echt aan te kijken - ik wenste hem welterusten, en hij mij, en daarna maakte ik dat ik de kamer uit kwam.

Pas toen ik op mijn bed zat en poogde mijn ademhaling en hartslag weer onder contrôle te krijgen, realiseerde ik me dat die opmerking over ´in bed thuis horen´ weleens heel dubbelzinnig uitgelegd zou kunnen worden! De vlammen sloegen me prompt weer uit natuurlijk... Maar al die tijd dat ik hier heb zitten schrijven (en het is inmiddels tegen enen) is er niets gebeurd, dus ik denk/hoop/geloof dat het wel losloopt. Ik heb David al een hele tijd geleden naar zijn kamer horen gaan, dus...

Maar ik weet niet goed wat ik hier mee aan moet. Voorlopig vriendschappelijk spelen is misschien het verstandigste. Zolang dat lukt ten minste. Deze gevoelens zijn zo overweldigend... hoe lang ik ze zal kunnen verbergen?!

Maar het is ook een heerlijke sensatie. Nooit had ik gedacht dat echte liefde (of verliefdheid, wat je het maar wilt noemen) een zo sterk gevoel was! Nu pas begrijp ik wat lichamelijke aantrekkingskracht echt wil zeggen! En het is honderd, duizend keer sterker dan ik me ooit had voorgesteld! (En een miljard keer heerlijker, hoe verwarrend het bij vlagen ook is...)

Ik ga zo maar eens naar bed. Benieuwd of ik kan slapen. Want mijn gedachten draaien nog steeds in een kringetje rond: wat als ik gebleven was? Had hij me dan gekust? In de armen genomen? Ja... hoe ver waren we gegaan? Een kietelende gedachte, die ik mijn fantasie dolgraag wil laten uitwerken! Dat gaan we dan in bed maar eens doen...

 

wo 30/9

 

Zoiets wil ik nooit meer meemaken... Ik kan het niet, ik wil hier weg! Ik ben bang... Bang voor een herhaling.

Brett en twee mannen van de tourgroep hebben een ongeluk gehad. Maar onder zulke primitieve omstandigheden... Een fasciotomie zonder verdoving. Ik hoor nog de echo van de schreeuw van die man. En Brett met zijn ingedeukte borstkas moest door mond-op-mondbeademing in leven gehouden worden. En dan moesten we nog een paar uur op het vliegtuig wachten! Die arme mensen... Ik kon het haast niet aanzien; Een fasciotomie zonder verdoving... Magda is bang... even werd het me echt teveel, maar met nuchter redeneren probeerde David me te troosten: als wij er niet geweest waren, was Brett dood geweest en had die ander zijn arm verloren. Allemaal wel waar, maar de manier waarop...! Ik kan dit niet. De overgang is te groot. Alsof ik ineens in de barbaarse middeleeuwen ben teruggezet. Ik kan dit niet. Ik wil weg. Vluchten. Terug naar Bayern, waar het ondanks alles toch veilig en vertrouwd is. Met een menswaardig niveau van de medische hulp die ik geacht word te geven.

 

do 1/10

 

Donderdag 1 oktober 1990. Vandaag zou ik mijn werk bij de Flying Doctor Service beginnen. Maar ik voel er veel voor vandaag al op te zeggen.

Ik kreeg vandaag even om bij te komen. Dat vertelde Claire gisteren uit naam van Jeff toen David en ik mijn koffers kwamen oppikken na onze terugkeer van Bonita station. Toen al - daar nog - begreep ik al dat ik fout zat. Helemaal fout. Dit is geen land voor mij. Misschien in de steden wel, maar niet hier buitenaf.

David probeerde me te laten praten. Eerst op Bonita station waar we een paar uur moesten wachten op de terugkeer van het vliegtuig. En toen in het vliegtuig. Maar ik was nog zo geschokt dat ik daar helemaal geen behoefte aan had. Hij probeerde me te steunen, te troosten, zelfs een beetje te bepraten... Natuurlijk heeft hij gelijk. Dit zal heus geen dagelijkse kost zijn. Maar ondertussen gebeurt het wel! Dat vereist een hardheid die ik ten enenmale mis. En die ik ook niet wil hebben. Als arts moet je soms pijnlijke beslissingen nemen. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, zegt het spreekwoord. Maar dit...!

Hij zei het niet openlijk, maar ik merkte toch dat hij teleurgesteld was dat ik hier direct weer weg wil. Ik moet wel. Ik heb er amper van geslapen vannacht. Steeds weer zag ik die afschuwelijke beelden voor me. Brett. Jock die dat paard doodschoot. Die arm. Die man z´n gezicht. En ik moest snijden. Ik kan het niet...

David wierp zich bij terugkomst overigens wel een beetje op als gids cq beschermer. Eigenlijk wel lief van hem. Hij reed me naar de basis (het kantoor), sleepte mijn koffers mee, herinnerde me eraan dat het wel handig was iets te eten in huis te halen, en bracht me vervolgens thuis. Thuis... een plek waar ik nog nooit geweest was. Twee kamers op de bovenverdieping bij een Mrs. Grey, een oudere dame. Mijn voorganger Tom woonde hier tot voor kort, en aangezien Mrs. Grey haar huurders helemaal vrij schijnt te laten, zou ik hier meer privacy genieten dan in het hotel. Het zal wel.

David sleepte mijn koffers naar boven. Het is keurig gemeubileerd; ideaal eigenlijk. Maar ik kan er niet toe komen die koffers uit te pakken en het tot mijn eigen plekje te maken. De kreukbare dingen heb ik weggehangen, maar verder... ik wil hier toch zo gauw mogelijk weg, dus wat heeft het voor zin?

David zag wel hoe de vlag erbij hing, en hij bood aan nog even te blijven en voor wat te eten te zorgen als ik dat wilde. Enerzijds wilde ik niets liever dan dat deze rustige beschermer bij me zou blijven. Het klinkt ongelooflijk, maar die o zo sterke Magda Heller die haar weetje wel wist had serieus behoefte aan zo´n beschermer. Aan de andere kant verlangde ik ook naar eenzaamheid, om rustig te kunnen verwerken wat er allemaal gebeurd was. Het eerste won, en hij at meteen maar een hapje mee. Het leek haast wel alsof hij moeite had me alleen te laten. Maar uiteindelijk ging hij toch, en op het moment dat ik hem om de hoek van de straat zag verdwijnen welde er maar één, alles overheersende vraag in me op.

 

WAAR BEN IK AAN BEGONNEN?!

 

WAAR BEN IK IN VREDESNAAM AAN BEGONNEN?!

 

Ik wierp me op mijn bed en de tranen die de hele dag al zo hoog hadden gezeten kwamen eindelijk los. Wat had ik gezegd die vorige avond? ´You can get lonely anywhere´? Ik heb er genoeg ervaring mee om te weten waar ik over sprak. Maar nog nooit, nooit eerder heb ik me zo eenzaam, zo godverlaten eenzaam gevoeld als gisteravond toen David weg was. Ik heb op mijn bed liggen huilen tot ik niet meer kon, en ben uiteindelijk met kleren en al in slaap gevallen.

En nog. Ik besef het nu. Ik ben een eenling hier. Een vreemdeling, van wie ze niets moeten hebben. Nieuwsgierig, o ja, maar verder? Eenzaam ben ik hier. Misschien nog wel meer dan in Garmisch, waar ik ten minste onder landgenoten was, met toch veelal gelijke waarden en normen en levenservaringen. Maar hier? Eenzaam. Gruwelijk eenzaam. Waar ben ik aan begonnen?!?!?!

 

do 1/10, ´s avonds

 

David kwam me halen na zijn dienst vanavond. Ik was de hele dag de deur niet uitgeweest. Hij wilde me meenemen naar de pub voor de avondmaaltijd, maar ik voelde me allesbehalve capabel om nu het halve dorp te moeten ontmoeten. Het gevolg was dat hij me meenam naar zijn huis en dat we daar gegeten hebben. En tot diep in de nacht hebben zitten praten. Ik vertelde van Garmisch, van het werk in een stadsziekenhuis, van Duitsland en Europa. En hij vertelde op zijn beurt wat meer over de mensen in het dorp en het leven in de Outback. Het werd laat, en ik geloof dat de wijn me op het laatst ook wat naar het hoofd steeg. Maar die afgrijselijke eenzaamheid was in ieder geval een paar uur van de baan.

Ik weet niet wat het is, maar David heeft iets over zich waardoor ik me volkomen op mijn gemak voel bij hem. Vertrouwd. Hij heeft zo´n fantastische luisterhouding dat je het gevoel krijgt dat niets ter wereld hem mogelijkerwijs meer zou kunnen interesseren dan wat jij hem op dat moment zit te vertellen. Hoe saai dat misschien ook mag zijn. Ik vind het knap; haast iets om jaloers op te zijn. Maar het zal wel gewoon een kwestie van oefening zijn.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hij medelijden met me heeft. En dat hij me toch in ieder geval zo goed mogelijk op wil vangen, of ik nu wegga of niet. Een beetje alsof hij zich over me ontfermt. Alsof hij mijn meerdere is, mijn ´grote broer´ bij wie ik kan aankloppen in geval van gevaar of problemen. In zekere zin is hij dat ook, al schat ik hem zeker vijf jaar jonger dan ik. Maar een prettig gevoel is het wel.

Morgen begint mijn werk met dienst in het ziekenhuis. Maar eerst ga ik mijn ontslag indienen bij dr. Standish. Ik begrijp ook wel dat ik hier niet op stel en sprong kan vertrekken. Maar toch liefst wel zo gauw mogelijk. Als ik nog denk aan gisteren... Of alleen al aan de eenzaamheid nu, die weer op me viel zodra David me had thuisgebracht...

 

vr 2/10

 

Ik weet het niet. Vanochtend heb ik mijn ontslag ingediend bij dr. Standish. Hij was niet eens echt verrast, leek het; wel teleurgesteld. Natuurlijk vroeg hij of ik het niet nog even aan kon zien voor ik een zo definitief, verstrekkend besluit nam. Maar dat wil ik niet. Kan ik niet. En dat respecteerde hij ook zonder meer.

´s Middags kwam Annie me de foto´s brengen. Die waren nu al terug uit Broken Hill; ik had het filmpje woensdagmiddag pas opgestuurd! Ik zocht een stil hoekje op om ze in alle rust te kunnen bekijken. Er zaten er ook nog een stel bij van Garmisch, dat wist ik, en ik had weinig zin om voor de ogen van iedereen een emotionele heimwee-uitbarsting te krijgen bij het zien van de Zugspitze of zo.

Ze waren mooi. En wat een verschil met die kale, doodse landschappen die ik vanuit het vliegtuig genomen had. De foto´s van Bonita station waren mooier; daar was het ook veel groener. Elk plaatje van daar maakte herinneringen los: die ruige koeien, de prachtige, reusachtige paarden (ik snap nog niet dat ik er op heb durven rijden!), de weidsheid... De foto die David in een onbewaakt ogenblik van mij had gemaakt was weinig flatteus, maar die ik onverwachts van hem had gemaakt die woensdagochtend was wel leuk.

Ik bleef er even mee in mijn handen zitten. Zou ik mijn lot in eigen handen nemen? Misschien was dit alles tenslotte niet meer dan die cultuurschok waar ik over gelezen had. Nou ja, iets meer dan, maar dan zou het ergste op den duur vanzelf overgaan als ik wat meer gewend was...

Bijna onbewust gooide ik het op een akkoordje met het lot. Ik schudde de foto´s alsof het een kaartspel was. Ik zou er in den blinde één uitpakken. Was het een foto van Australië, dan zou ik blijven en mezelf/Australië een tweede kans gunnen. Was het een foto van Duitsland, dan zou ik bij mijn besluit blijven en teruggaan.

Het lot haalt soms gekke dingen met je uit. De foto die ik er uiteindelijk uitpakte bleek die van David te zijn. Ik bleef er even verbluft naar staren. Was dit een tweede vingerwijzing? Was ik hier gekomen voor David, en moest ik hier blijven om hem? Mijn komst naar Coopers Crossing was zo afhankelijk geweest van toevalligheden... Ten minste: dat dacht ik. Maar was dat wel zo? Of zou er soms een plan van hogerhand achter zitten? Ik begin het haast te denken...

 

zo 4/10

 

Ik blijf. Toch. Tot openlijke opluchting van David, en het geeft mij - gek genoeg - een heel rustig gevoel. Je zou zo zeggen dat ik blijkbaar de juiste beslissing genomen heb.

Na dienst vanavond had Johnno me meegesleept naar de pub. Of ik nu wegging of niet, hij vond dat het hoog tijd werd dat ik eens wat meer mensen leerde kennen dan alleen mijn collega´s en mijn patiënten. (Ik mag Johnno best graag, maar dit gedrag verschilde wel hemelsbreed van dat van de bescheiden David die me helemaal niets opdrong.) Hij stelde me dus direct bij binnenkomst al aan een stel vrienden en bekenden voor, liet me bij hen achter om de standaardvragen te beantwoorden waarom ik naar Australië, en dan uitgerekend naar Coopers Crossing gekomen was, en haalde zelf voortvarend twee drankjes aan de bar. Toen hij terug kwam, begon de menigte om me heen al wat te dunnen, en we zetten ons aan een tafeltje niet ver van de deur, waar je een goed overzicht had over het hele lokaal. ´t Was niet ongezellig. Een heuse jukebox speelde, er werd gebiljart, gekletst en gedronken. David was er ook, zag ik. Als toeschouwer bij het biljarten. Hij knikte me even goedkeurend toe toen hij me zag. Een dame kwam ons nog een kommetje nootjes brengen en stelde zich voor als Nancy Buckly. Ik herinnerde me uit Davids verhalen dat zij en haar man de eigenaars van deze pub annex hotel annex bistro waren. Ze leek me erg sympathiek, maar wel een beetje misplaatst in deze omgeving. Iemand als zij zou ik verwachten op theekransjes en naaiverenigingen; niet in een plattelandscafé!

Jock en Brett waren er ook. Brett was vanmiddag uit het ziekenhuis ontslagen. Morgen gaan ze terug naar het landgoed. Zal even behelpen zijn nu Brett het heel rustig moet doen en Jock ook verre van 100% is, maar het lijkt erop dat het gebeurde vader en zoon in ieder geval veel dichter bij elkaar gebracht heeft. Dat is al heel wat.

Toch voelde ik me ook hier een buitenstaander. Ik hoor hier niet thuis. Ik vind bier niet eens lekker, ik kan niet biljarten, voor mijn gevoel kende iedereen iedereen, en daar was ik. De buitenstaander. De vreemdeling. De buitenlander. Ook Johnno was in gesprek geraakt met iemand anders terwijl ik om me heen had zitten kijken. En zomaar ineens, daar midden tussen die mensen, voelde ik me ineens weer zo gruwelijk verlaten, eenzaam, dat ik had kunnen janken... Ik had nooit gedacht dat ik nog eens serieus heimwee zou hebben, maar nu was het dan zover. Dit alles was zo vreemd, zo ver-van-mijn-bed, zo... ja, zo fout... Ik stond voorzichtig op en verliet de pub. Even frisse lucht. Even tot mezelf komen, want voorlopig was ik hier nog niet weg. Johnno merkte het niet eens, geloof ik.

Wie het wel gemerkt had was David. Ik was nog geen halve minuut op de veranda toen ik de deur weer open hoorde gaan en hij naast me kwam staan. Daar was hij weer: de trooster, de beschermer... We keken naar de sterren, naar de melkweg, en hij wees me het Zuiderkruis aan. Op dat moment gaf zijn nabijheid (hij stond echt vlak achter/naast me) me weer datzelfde gelatinegevoel als eerst, en voor de zekerheid liep ik maar weer een paar passen bij hem vandaan voor hij de vlinders uit mijn mond zou zien vliegen. Dit keer was het echter een volkomen onverwachte verrassing die me weer met beide benen op de grond terug bracht. Toen ik namelijk plagend, misschien zelfs wel wat flirtend, een stukje citeerde van Das zehntausend Sternen Hotel, bleek hij tot mijn onuitsprekelijke verrassing Duits te verstaan! Hij vertaalde het ten minste vlot, maar volgens eigen zeggen stelt zijn kennis niet veel voor. Een jaartje Duits op de middelbare school. Maar ´t was toch een heel apart gevoel om te ontdekken dat iemand je moedertaal verstaat als je zover van huis bent...!

"I think I would like to stay, David," besluit Magda plotseling.  Ik weet niet of het dat was wat me definitief over de streep trok, maar op dat moment wist ik ineens heel zeker dat ik toch nog niet weg wilde. Dat ik toch wilde blijven. Dat ik mezelf en de Flying Doctors en Australië een tweede kans schuldig was. Om van David maar niet eens te spreken. Ik had gewoon een rotstart gehad; het kon alleen maar beter worden dus! David stond op dat moment weer vlak tegenover me, en ik flapte het er ook prompt uit: "I think I would like to stay, David."

Zijn gezicht lichtte helemaal op, en van opluchting over mijn eigen besluit voegde ik er overmoedig aan toe: "And I feel like dancing!" Hij schoot in de lach, deels ook nog van opluchting over mijn afgewende vertrek, geloof ik, en ik trok hem weer mee naar binnen. Waar we ons nog een hele tijd vermaakt hebben op de dansvloer, gedronken en gekletst hebben, en vanwaar hij me tegen elven hoogstpersoonlijk naar huis bracht.

"Slaap lekker, en tot morgen! Zeven uur op de basis voor je eerste clinicrun!" waren zijn laatste woorden voor ik de deur sloot. Nou goed, ik heb de tijd voor dit schrijven er nog even afgenomen; dat moest maar even. Maar ik duik er inderdaad zo in.

Ja, het voelt goed. David zal me zoveel mogelijk inwerken de komende weken, dus we doen veel samen. Daar ben ik blij om. Want het lijkt er veel op dat Coopers Crossing heel wat aanpassing van me zal vergen wil ik me hier een beetje thuis gaan voelen. Maar dat gevoel van godverlaten eenzaamheid verdwijnt als sneeuw voor de zon zodra David zich over me ontfermt. Ontfermen, ja. Dat is het enige juiste woord ervoor. En ik ben hem er zielsdankbaar voor. Zonder hem zou ik het hier niet overleven, denk ik. Mocht het van hogerhand al niet de bedoeling zijn dat er op den duur iets moois tussen ons gaat groeien (iets dat ik beslist niet uitsluit, en waar ik al helemaal geen bezwaar tegen heb, al is er na dinsdagavond niets meer in die trant voorgevallen... of het moet vanavond zijn: zijn toch wel erg opgeluchte reactie en mijn gelatinegevoel), dan hebben ze in ieder geval gezorgd dat David hier is om me op te vangen en wegwijs te maken in mijn nieuwe leven. Vooralsnog zullen we het dus maar even bij een vriendschappelijke collegiale relatie houden, lijkt me. Dan zien we wel wat er uit voortkomt. (Ik hoop iets moois!)

 

♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦

 

 

Naar het volgende hoofdstuk: 160/161

 

Naar het vorige hoofdstuk: proloog

Naar de rolverdeling: credits

Waarom dit dagboek: woord vooraf

 

Terug naar de index van Magda´s Dagboek

 

Terug naar FD-fanfiction index

 

 

home

 

♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦

 

The home of this story is www.konarciq.net

Downloading and printing of this story for private use only.

For all other forms of publication and distribution is the clearly stated, written permission of the author required.